Skip to main content Skip to footer

Presentatie over onderwijsvernieuwing in Noordoost-Friesland

Op donderdag 12 oktober heb ik een lezing gegeven over de noodzaak van onderwijsvernieuwing voor het Kennislab in Noordoost Friesland. Onder de toehoorders zaten docenten en schoolbestuurders uit het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. En er waren een aantal vertegenwoordigers van bedrijven en lokale overheden. Ik heb vier onderwerpen behandeld en een uitsmijter.

Het onderwijssysteem

Het huidige onderwijsstelsel zit zeer solide in elkaar en is ingericht op het bedienen van ons economische systeem en kent een academische hiërarchie. Voor het goed functioneren van onze economie hebben we de juiste personen op de juiste plekken nodig. We hebben leiders en specialisten en we hebben doeners, werkers, uitvoerders en makers nodig. Het onderwijsstelsel moet er voor zorgen dat die in voldoende mate opgeleid worden. De academische hiërarchie heeft een duidelijke opbouw van hoog naar laag. Een universitaire opleiding is het hoogst haalbare. De toegang tot de universiteit wordt gevormd door het Vwo. De makers en uitvoerders worden opgeleid via het Vmbo en het Mbo. En dan is er nog een tussengroep: de Havo met een toegangsticket tot het Hbo.

Het onderwijsstelsel voorziet de samenleving van een constante groep van ca. 20% voor de  leidinggevende posities door in de eindtoets of doorstroomtoets van de basisschool ieder jaar de 20% hoogst scorende leerlingen een Vwo advies te geven. De 50% laagst scorende leerlingen krijgen een Vmbo advies. De 30% er tussen in komt op de Havo terecht. De eindtoets van de basisschool is een belangrijk element van het systeem. Haal je die eruit, dan ontstaat er plotseling veel ruimte om het systeem te veranderen. De discussie over onderadvisering heeft er toe geleid dat het advies van de leraren weer het belangrijkst wordt en dat de score van de eindtoets alleen nog gebruikt kan worden om het advies naar boven bij te stellen. Dat lijkt een enorme stap voorwaarts, maar ondertussen is het Leerling Volg Systeem zo ingericht dat in een vroeger stadium de schifting al conform de selectie van de eindtoets plaatsvindt. Docenten zullen hun advies baseren op de uitkomsten van het Leerling Volg Systeem. 

De pijlers onder het huidige onderwijsstelsel zijn uitgewerkt in een industriële organisatie met vakken, het lesrooster, het leerstofjaarklassensysteem, klaslokalen en 1 docent voor een groep van 25 tot 30 leerlingen. Dit systeem waarin competitie en selectie centraal staat heeft zijn beste tijd gehad. 

Demissionair minister Robbert Dijkgraaf heeft moeite met het hoog-laag denken. Terecht, maar daar alleen woorden aan geven helpt niet. Om dit te veranderen zal in het systeem ingegrepen moeten worden.

 

Maatschappelijke ontwikkelingen 

 

Er zijn maatschappelijke ontwikkelingen gaande die dringend om aanpassingen in het onderwijs vragen. Ik behandel er 6:

 

  1. Digitalisering en de opmars van artificiële intelligentie
  2. Klimaatverandering, energietransitie en een nieuwe sociale organisatie
  3. Toenemende kansenongelijkheid
  4. Leerlingen met andere wensen en gewoontes
  5. De groeiende onaantrekkelijkheid van het beroep van leraar
  6. Bedrijven vragen om andere competenties

 

1. Digitalisering. Het is geen nieuw fenomeen, maar de opmars van artificiële intelligentie (AI) is wel van recente datum. Het zal banen ingrijpend veranderen en er is vrees voor boosaardige toepassingen. Neurowetenschappers ontcijferen onze hersenen en big-data-algoritmen doorgronden onze emoties, verlangens en gevoelens beter dan we zelf kunnen. Volgens Sundar Pichai, de baas van Google, zijn de ontwikkelingen rond AI belangrijker voor de mensheid dan de ontdekking van elektriciteit en vuur. In het boek van Remy Gieling zegt toekomstdenker Bas van de Haterd dat er in 2040 nog maar twee soorten werkenden zijn: mensen in dienst van het algoritme en mensen die aan de algoritmes werken. Gieling eindigt zijn boek met: ‘We staan aan de vooravond van een toekomst waarin algoritmes in elke vezel van onze samenleving zullen doordringen’. Reden genoeg om jongeren in het voortgezet onderwijs met AI in aanraking te laten komen en te laten meedenken over positieve en negatieve toepassingen.

 

2. Klimaatverandering. De klimaatverandering dwingt tot de energietransitie van fossiele energiebronnen naar hernieuwbare bronnen. Die transitie brengt allerlei maatschappelijke veranderingen met zich mee. Grenzen aan de groei van bedrijven met vervuilende uitstoot. De industriële veehouderij zal moeten krimpen. Circulair bouwen wordt de norm. De waterstofeconomie lijkt nu echt belangrijk te worden. Decentrale opwek van energie biedt interessante mogelijkheden voor decentrale distributie. Dat kan weer gevolgen hebben voor de sociale organisatie van onze samenleving. Het maakt de weg vrij voor een meer coöperatieve samenleving. Kansen voor meer gemeenschapszin, meer Mienskip. Kortom: willen we jongeren voorbereiden op ons verleden of op hun toekomst?

 

3. Kansenongelijkheid. Kansenongelijkheid ontstaat door verschillen in sociaal economische omstandigheden van het gezin waarin een kind of jongere opgroeit. Krijg je een rijke of arme context mee? Gaat het niet zo goed op school en je ouders hebben geld, dan wordt de kans op een beter cijfer vergroot door de inkoop van huiswerkbegeleiding en toetstraining. Kinderen van ouders met een hoge opleiding worden gestimuleerd en gefaciliteerd in hun schoolwerk. De buurt, de straat, religie, het netwerk van ouders, gezond eten op tafel, een computer, goede wifi, voldoende kleding en schoenen, het maakt enorm veel uit. Het inkomen en het onderwijs van ouders blijkt meer bepalend te zijn voor de schoolcarrières van hun kinderen dan de eigen capaciteiten. Het huidige onderwijssysteem is afgestemd op het gemiddelde, op onderlinge vergelijking en concurrentie. Als kinderen met een achterstand de school binnenkomen is het vrijwel onmogelijk om achterstanden in te lopen. Kinderen zonder achterstand ontwikkelen zich immers ook. De afstand wordt dan niet overbrugd. Dat lukt alleen met extra inspanningen en individuele leerroutes. Door de vroege selectie naar het voortgezet onderwijs wordt onvoldoende rekening gehouden met het ontwikkelpotentieel van kinderen die eind basisschool nog achterlopen.

 

Wat kan het onderwijs bijdragen om de kansenongelijkheid terug te dringen? Door onderwijs meer af te stemmen op de ontwikkeling van de individuele leerling. Door schoolfaciliteiten ook buiten schooltijden beschikbaar te stellen aan leerlingen. Dan kunnen leerlingen ook buiten schooltijden sporten, een rustige plek vinden om met schoolwerk bezig te zijn, om met een groepje samen te werken aan een project, om muziek te maken of een dansmove te oefenen. 

4. De veranderende leerling. De adolescentie is bij uitstek een periode voor leren, sociale betrokkenheid en het ontwikkelen van prosociaal gedrag. De schoolperiode is de enige periode die nog niet bezet is door geld, verantwoordelijkheden en zorg. Althans in de meeste gevallen. Een uitgelezen kans om te ontmoeten, ontdekken, experimenteren en te leren. Kinderen en jongeren zouden moeten floreren in deze periode. De werkelijkheid is anders. We vermorsen daardoor teveel talent. Het welbevinden van jongeren staat onder druk. De motivatie voor lessen is al lange tijd in Nederland in vergelijking tot andere Europese landen extreem laag. Terwijl motivatie nu juist een essentieel ingrediënt is voor leren. Een les kan nog zo goed zijn, als leerlingen niet ‘aan’ staan om te ontvangen heeft het zenden weinig tot geen effect. 

Als je jongeren zelf vraagt naar het welbevinden dan worden steevast prestatiedruk, werkdruk, cijfer- en examenstress genoemd. Daar komen tegenwoordig zorgen over maatschappelijke ontwikkelingen nog bij. Veel jongeren maken zich druk om klimaatverandering, hun financiële toekomst en de vraag of ze straks wel een kamer of woning kunnen vinden. Onder de demonstranten op de A12 zaten ook veel minderjarigen. En denk even aan de jongerendemonstraties over de hele wereld in navolging van Greta Thunberg. Frans Timmermans gaf onlangs bij Khalid & Sophie aan dat het realiseren van de Green Deal mede te danken is aan die jongerendemonstraties.

 

De meeste jongeren ondervinden zelf geen last van gamen en sociale media, maar het heeft wel invloed op hun gedrag in de klas. Zo’n 13% van de leerlingen besteed minstens 24 uur per week aan gamen. Het gebruik van sociale media is in de afgelopen tien jaar explosief gegroeid. Inmiddels zijn ze niet meer weg te denken uit het dagelijks leven van jongeren. Ze brengen veel tijd door op platforms als TikTok, Instagram, Snapchat, YouTube en sinds kort BeReal. BeReal vraagt dagelijks om een foto te maken zonder opsmuk. 30% van de jongeren tussen 16 en 24 jaar maakt al gebruik van deze nieuwkomer. Tiktok bestaat nog niet zo lang. Werd in 2016 geïntroduceerd. Twee jaar was de aanhang onder jongeren al groter dan van Facebook, Instagram, YouTube en Snapchat. Het platform is omarmd door de jonge generatie. Door de permanente stroom van aantrekkelijke filmpjes worden kinderen en jongeren in een bubbel gezogen. En dan is er ook nog de bijna religieuze invloed van influencers. Sociale media vervullen een belangrijke rol in de identiteitsontwikkeling van jongeren. Jongeren moeten de tijd op sociale media combineren met fysieke sociale contacten, werk, sport, hobby’s en schoolwerk. Een druk bestaan met veranderend gedrag tot gevolg. 

 

5. De groeiende onaantrekkelijkheid van het beroep van leraar

Meer dan een kwart van de nieuwe leraren is binnen drie tot vijf jaar weer vertrokken. Het idee om bij te dragen aan de ontwikkeling van kinderen en jongeren is eervol en uitdagend. Maar het systeem waarin dat moet gebeuren blijkt voor velen al snel onaantrekkelijk te zijn. Vanaf de jaren 80 is er meer vrijheid ontstaan voor scholen, maar dat proces is sluipenderwijs vergezeld gegaan met steeds meer regels en verantwoordingsplicht. Het ministerie en de politiek hebben het nooit aangedurfd om de opleiding van kinderen en jongeren helemaal over te laten aan de professionals in het onderwijs. De professionals werden eigenlijk niet vertrouwd. Ze konden hun kwaliteit bewijzen door te voldoen aan steeds meer opgelegde meetbare en afrekenbare doelen voor leerlingen. Deels rechtstreeks vanuit Den Haag, deels via schoolbesturen. De autonomie van leraren werd ingeperkt en de werkdruk verhoogd. Een recent voorbeeld van die inperking in combinatie met het rendementsdenken van ons stelsel bleek uit een artikel in Trouw over de druk van schoolbesturen op docenten om cijfers aan te passen om de financiering en de concurrentiepositie zeker te stellen. Het gevaar ligt op de loer dat de aantrekkelijkheid van het vak systematisch uit het beroep wordt geperst.  

 

6. Leren we leerlingen de juiste competenties aan?

Organisatie adviseur Frederic Laloux heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de belangrijkste aspecten van succesvolle organisaties in de toekomst. Hij komt tot drie belangrijke elementen: zelfsturing, de hele mens en evolutionaire doelen. In een toekomstbestendige organisatie hebben medewerkers een vergaande vorm van autonomie in hun werk. De medewerkers zijn vrij om te handelen waar zij aanvoelen dat het nodig is; ze zitten niet opgesloten in statische functieomschrijvingen en verantwoordingsvoorschriften. Ze werken vanuit sterk doorvoelde waarden. Ze kunnen creatief reageren op het opkomende en het verrassende van het leven zelf. Verandering is een gegeven. Er wordt een appèl gedaan op de hele mens en niet alleen een deeltje. Medewerkers hebben een emotionele-, intuïtieve-, spirituele- en rationele kant. Voor al die aspecten is ruimte in de toekomstbestendige organisatie. Het derde element bij Laloux is het evolutionaire doel. Niet proberen de toekomst af te dwingen in een strategisch plan voor de komende 5 jaar, maar meedansen met wat zich wil aandienen. In een toekomstbestendige school zou iedereen een antenne kunnen zijn voor dingen die komen en zelf een verandering op gang brengen. Het model van agile is voor toekomstbestendige organisaties een handzame aanpak. Agile is een ontwikkelingsproces in korte tijdscycli met heldere producten.

 

 

Ontwikkelingsgericht onderwijs

Ontwikkelingsgericht onderwijs biedt ruimte voor de maatschappelijke uitdagingen en helpt iedere leerling zich te ontwikkelen. Geen gerichtheid op het gemiddelde, maar individuele talentontwikkeling. School is voor kinderen en jongeren de tussenruimte tussen kind en volwassene. Het is een vrijplaats waarin je nog niet afgerekend wordt. School is dan geen noodzakelijk kwaad voor leerlingen, maar een fijne sociale plek om te ontmoeten, te ontdekken, te experimenteren en te leren. 

Op de basisschool wordt ieder kind geholpen de basis te bereiken om soepel door te stromen naar het voortgezet onderwijs. Naast aandacht voor cognitieve kennis, is er veel aandacht voor sociaal-emotionele ontwikkeling, gezondheid en leren omgaan met elkaar, met de directe omgeving en de natuur. Kinderen worden niet voortdurend in competitie met elkaar gebracht met toetsen, maar krijgen individuele feedback dat weer een startpunt is voor een individueel verbetertraject. Spel en plezier zijn de ingrediënten voor zelfvertrouwen en veerkracht. Na een gedegen basisschool kunnen leerlingen zonder label van vmbo, havo of vwo doorstromen naar het voortgezet onderwijs. Het nadeel van te vroege selectie is dan niet meer aan de orde. Voor iedereen is er genoeg tijd om de eigen talenten tot bloei te brengen. 

Als de ontwikkeling van ieder kind/jongere centraal staat in het onderwijs dan kunnen we afscheid nemen van het leerstofjaarklassensysteem en hoeven niet alleen leerlingen van dezelfde leeftijd bij elkaar in de groep te zitten. Dan is in het voortgezet onderwijs het klaslokaal met 25 tot 30 leerlingen en 1 docent ervoor en van uur tot uur een ander vak niet meer de norm. Het curriculum is geen voorgeschreven keurslijf meer. Toetsen en het diploma zijn niet langer bepalend voor het leerprogramma. De school hoeft geen verzameling van dezelfde lokalen meer te zijn. Ontmoeten, ontdekken, experimenteren en leren kan op veel plekken. 

Leerlingen gaan aan de slag in individuele leerroutes en ontwikkelingstrajecten. Een leervraag of challenge van de leerling is het startpunt van leren. Daarbij wordt de leerling begeleid door een vaste coach. Coaches zullen leerlingen bevragen, uitdagen, ondersteunen, verschillende perspectieven onder de aandacht brengen, bewaken dat er voldoende ontwikkelingsaspecten aan de orde komen en soms sturen. Leervragen kunnen in allerlei vormen worden afgerond. Met een geschreven document, met een filmpje, met een tekening, met een podcast of bedenk het maar. Als de leervraag afgerond is, wordt het traject geëvalueerd en wordt een nieuwe leervraag geformuleerd. Eigen leervragen kunnen afgewisseld worden met workshops samengesteld door samenwerkende docenten. Leerlingen krijgen autonomie en kunnen hun nieuwsgierigheid en verwondering volgen. Leerlingen zijn soms zelfstandig aan het werk met hun eigen leervraag, soms met een groep. Soms volgen ze een instructie van een docent of externe deskundige en soms zijn ze buiten school bezig. Leerlingen worden gedreven door inhoud en niet meer alleen door cijfers op toetsen. Leerlingen zullen zelf hun motivatie ontwikkelen. Docenten kunnen alleen maar inspireren om motivatie te laten ontstaan bij leerlingen. Docenten nemen in het ontwikkelingsgericht onderwijs verschillende rollen aan. Als coach, maar ook als vakexpert, ontwerper van workshops, onderzoeker, verhalenverteller, inspirator, projectorganisator of assistent van een collega. Het leraarschap wordt diverser en leuker.

In een ontwikkelingsgericht onderwijssysteem worden kinderen en jongeren voorbereid op veerkrachtig en betrokken wereldburgerschap. Uitgerust voor de situatie als ze er alleen voor staan. Daarom is aandacht voor levensvragen  en intrinsieke motivatie essentieel op school. Door de grote onzekerheid over de soort banen over 10 tot 15 jaar moeten jongeren zich voorbereiden op een leven lang leren. Niet omdat politici daar graag over spreken, maar omdat dat al snel van levensbelang zal blijken te zijn.  

In de leerprogramma’s zal systematisch aandacht besteed worden aan nieuwe competenties waar de samenleving behoefte aan heeft, zoals: communicatie, samenwerking, creativiteit, kritisch denken, karakterontwikkeling en burgerschap. Leerlingen zijn bezig met vraagstukken en uitdagingen passend bij hun competenties en passies en worden aangespoord om een ambitieuze ontwikkeling door te maken.

 

Kansen in de regio

Het ziet er niet naar uit dat er op korte termijn een grote onderwijsherziening komt. Waarschijnlijk uit angst voor het mobiliseren van alle tegenkrachten, maar ook omdat lang nog niet iedereen in het onderwijs van mening is dat er reden is tot ingrijpende veranderingen. Tegen die achtergrond is er experimenteerruimte nodig. Laat de vernieuwing organisch ontstaan uit de nieuwe experimenten. Geef ruimte aan speedbootjes naast de olietanker. Als de speedbootjes succesvol blijken te zijn, zal er steeds meer personeel overstappen van de olietanker naar de speedbootjes. Niet alleen Den Haag moet speedbootjes mogelijk maken, maar ook schoolbesturen. Onlangs zei een schoolbestuurder tegen mij, dat eigenlijk alle gewenste vernieuwing ook in het huidige systeem gerealiseerd kan worden. Dat vereist visie, lef en een sterke teamspirit. Ik heb mooie voorbeelden van speedbootjes gezien op een aantal Agora scholen en hoop binnenkort nog een interessante vernieuwingsschool in Utrecht te bezoeken. Zijn er al speedbootjes in deze regio?

Ook hier in de regio zal het lerarentekort een probleem zijn voor sommige scholen. Kijk je naar de arbeidsmarkt, dan zie je in heel veel sectoren krapte en veel concurrentie voor het beroep van leraar. We zullen rekening moeten houden met een structureel lerarentekort. Er is creativiteit nodig van docenten en schoolbestuurders. Als een bedrijf onder gewijzigde marktomstandigheden niet meer floreert, dan worden de bakens verzet. Dat zal ook in het onderwijs moeten gebeuren. Het enige antwoord op het lerarentekort is het onderwijs anders te organiseren. Doet een school dat goed, dan wordt het leuker voor leerlingen en docenten. Het zal onherroepelijk nieuwe docenten opleveren. Als er te weinig medewerkers zijn met een onderwijsbevoegdheid, dan moeten er  lesprogramma’s komen waarbij andere deskundigen ingeschakeld kunnen worden. Om leerlingen in te leiden in de duizelingwekkende wereld van AI moeten we een AI specialist aan school binden, die bijvoorbeeld met hulp van een groepje AI-studenten een lessencyclus samenstelt en lessen verzorgt. Voor muzieklessen zouden lokale muzikanten een inspirerende rol kunnen vervullen. Op het gebied van klimaatverandering en de energietransitie zijn ongetwijfeld zeer goed ingevoerde schrijvers en journalisten te vinden om interessante workshops te geven. Workshops met tijd voor onderzoek door leerlingen, instructie en verhalen van specialisten. Samenwerking van leerlingen zal leiden tot eindproducten waaruit onmiddellijk valt op te maken wat ze geleerd hebben. 

Veel leerlingen zijn geïnteresseerd in het zelfstandig ondernemerschap. Wat kun je dat mooi combineren met de consequenties van klimaatverandering. Vraag een ondernemer uit de regio die onderneemt vanuit meervoudige waarden om mee te helpen met een lessencyclus over het opzetten van een onderneming met maatschappelijke impact. 

Burgerschap is een belangrijk onderwerp in het onderwijs. Ik zou dat graag willen verbreden tot ‘Leven in een democratie’. Ook dit is een onderwerp dat je met externe deskundigen en een beperkte inzet van docenten kunt realiseren. De jonge Amerikaanse politicoloog Yascha Mounk heeft het boek The People vs. Democracy geschreven. Hoe interessant en uitdagend zou het zijn om leerlingen het boek te laten lezen en ze vervolgens vragen in het Engels te laten opstellen voor een online interview. Bijdragen van de docenten Engels en Maatschappijleer zijn nodig, maar leerlingen kunnen ook veel zelfstandig werken. Het is een uitgelezen onderwerp om lessen zowel binnen school als buiten school te organiseren. De samenleving als leslokaal. In het onderwijs wordt de drieslag van pedagoog Gert Biesta vaak aangehaald: kwalificatie, socialisatie en subjectificatie of persoonsvorming. In een lesprogramma ‘Leven in een democratie’ is volop plaats voor socialisatie.

Een leven lang leren vergt een houding om te willen ontwikkelen. Opgeleid worden om goed toetsen te maken is niet de basis voor een leven lang leren. Intrinsieke motivatie moet uit de inhoud komen. De nieuwsgierigheid en de verwondering moet daarvoor gevoed worden. Leerlingen moeten de tijd en ruimte krijgen om vragen te beantwoorden als: Wie ben ik? Hoe verhoud ik mij tot de ander en de samenleving? Wat zijn mijn wensen, verlangens en passies? Wat zijn mijn talenten? Talenten zijn nog niet altijd direct zichtbaar. Die moet je soms bij jezelf zoeken. Laten we iedere individuele leerling helpen om als bewust persoon in de wereld te komen? Het levert een belangrijke bijdrage op aan het derde element van Biesta: subjectificatie of persoonsvorming.

In deze regio is een sterke verbinding tussen scholen, maar ook met bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden. Vrijwel iedereen vindt onderwijs belangrijk. Heel veel mensen zouden best willen helpen bij de ontwikkeling van de nieuwe generatie. Zouden we in deze regio bedrijven, maatschappelijke organisaties en lokale overheden kunnen vragen om een concrete bijdrage te leveren aan het onderwijs vanuit de praktijk? Laten we ze vragen om  2% of 3% van hun netto werktijd ter beschikking te stellen aan het onderwijs. Dat komt neer op zo’n 24 uur tot 36 uur voor een fulltimer op jaarbasis. Dit kan een uitermate interessant gezelschap opleveren in de scholen. En ja, het vergt extra organisatie, maar het zal onherroepelijk leiden tot een verrijking van het onderwijsaanbod in de regio. En bedrijven zien in een vroeg stadium potentiële medewerkers. Een win-win situatie. 

Er zijn veel redenen om het onderwijs van nu beter en leuker te maken voor leerlingen, maar ook voor leraren. De motivatie van leerlingen moet omhoog en leerkrachten moeten meer autonomie, variatie en plezier in hun werk krijgen om te zorgen dat vooral jonge docenten niet al snel weer het onderwijs verlaten. Er moet ruimte komen voor docententeams om meer samen te doen. Samen nadenken over het beste onderwijs voor de eigen leerlingen en samen leerprocessen vormgeven voor iedere individuele leerling. Een beetje minder toetsen, meer aandacht voor eigen leervragen van leerlingen en meer uitdagende opdrachten waarin de toetsing al ingebakken zit. 

Ik heb nog twee punten. Ik geef graag een High Five mee voor de regio en een overdenking:

  1. Vraag bedrijven, maatschappelijke organisaties en lokale overheden om structureel tijd van medewerkers die het leuk vinden om bij te dragen aan de ontwikkeling van de nieuwe generatie.
  2. Maak vakoverstijgende programma’s over belangrijke maatschappelijke thema’s en levensvragen. 
  3. Geef docententeams tijd om meer systematische aandacht te besteden aan het opstellen en uitvoeren van leerprogramma’s gericht op socialisatie en persoonsvorming uit de drieslag van Gert Biesta. 
  4. Verken de mogelijkheid om vmbo’ers te verlossen van de stress van toetsen en het examen en het versterken van hun zelfbeeld door een directe doorstroom van vmbo naar mbo te realiseren.
  5. Organiseer brainstormsessies op schoolniveau met eigen mensen en externe hulpbronnen om ‘anders organiseren’ een eigen invulling te geven.

Dames en heren, ik voel dat er een beweging gaande is om alle kinderen en jongeren beter voor te bereiden om ‘in de snel veranderende wereld’ te komen. De droom van meer Ontwikkelingsgericht Onderwijs voor alle leerlingen verdient steun. Daarom hou ik me vast aan deze opsteker van Yoko Ono, de vrouw van wijlen John Lennon:

Cookiemelding

We gebruiken functionele cookies om ervoor te zorgen dat onze websites goed werken en veilige analytische cookies om je de best mogelijke gebruikerservaring te bieden.

Als u op 'Akkoord' klikt, stemt u in met het plaatsen van alle cookies.