KANSENONGELIJKHEID, HECKMAN’S VERGELIJKING EN HET PROEFSCHRIFT VAN KAREN HEIJ
Terugdringen van kansenongelijkheid staat hoog op de politieke agenda. Naast mooie teksten is er behoefte aan beleid en concrete acties. Marianne Junger en Monique L’Hoir schreven hierover op 3 april 2022 een mooi opiniestuk in de NRC. Ze waarschuwen voor vaak gekozen maatregelen die niet helpen en verwezen naar onderzoek van James Heckman. Het proefschrift van Karen Heij toont glashelder aan dat de huidige eindtoets (Citotoets) kansenongelijkheid bestendigt.
In het artikel in de NRC verwijzen de schrijfsters naar het werk van de econoom James Heckman. Kansenongelijkheid ontstaat al heel vroeg in het leven en laat diepe sporen achter in de loop van het leven. Je succes in het leven, je inkomen, je netwerk, je leefomgeving wordt er door bepaald. De aanpak van kansenongelijkheid bestaat vaak uit twee onderdelen: 1. herverdeling van middelen via belastingen en 2. via onderwijs. Volgens Heckman helpen de meeste aanpakken niet. Het gaat niet om geld en evenmin om intelligentie of cognitieve vaardigheden. Wat ook zelden effectief is volgens Heckman: achterstanden weghalen! Oeps, de grote drijfveer achter het NPO (Nationaal Programma Onderwijs). Succes in het leven hangt volgens Heckman af van: cognitieve vaardigheden, zelfcontrole, doorzettingsvermogen, nieuwsgierigheid, enthousiasme en motivatie. Als het onderwijs een bijdrage wil leveren aan het verkleinen van kansenongelijkheid zou het onderwijs deze elementen centraal moeten stellen in de bedoeling van het onderwijs. En dat vergt meer ontwikkelingsgerichte individuele aandacht voor leerlingen. Heckman wil kansenongelijkheid dempen door te investeren in sociaal- en gezondheidsbeleid in een zo vroeg mogelijk stadium en ondersteuning geven van kansarme gezinnen. Hij wil cognitieve en sociale vaardigheden van kinderen tussen 0 en 5 jaar systematisch ontwikkelen. En hij wil dat vanaf de vroege ontwikkeling tot volwassenheid volgehouden wordt met effectieve educatie. Dat zijn de drie elementen van de Heckman vergelijking. Deze aanpak moet goede arbeidskrachten opleveren en gelukkiger mensen.
Familie is cruciaal
Voor Heckman is de familie cruciaal voor succes of falen. Kinderen die opgroeien in een gezin met een rijke context als geen geldzorgen, goede computers en wifi, boeken, goede gesprekken, interessante netwerken, mogelijkheden om te sporten en in aanraking te komen met kunst & cultuur, hebben veel meer kansen. Is die rijke context er niet en liggen de verleidingen van negatieve aspecten van de straatcultuur op de loer, dan komen kinderen en jongeren snel op achterstand. Heckman benadrukt het belang van de periode van 0 tot drie jaar. In Nederland krijgen alle ouders bij de geboorte van een kind een uitnodiging van het Consultatiebureau. Zeker tot 4 jaar blijven er contacten. Voor alle nieuwe wethouders die iets substantieels willen doen aan kansenongelijkheid ligt hier een schone taak om de ondersteuning hier meer uit te breiden. Kansarme gezinnen zouden vanuit het Consultatiebureau extra op maat gesneden ondersteuning moeten kunnen krijgen. Die ouders moeten geholpen worden de context van het kind al een beetje rijker te maken. De reguliere ondersteuning van 4 tot 18 jaar via de GGD zal maar weinig toevoegen aan het investeren, ontwikkelen en volhouden uit de Heckman vergelijking. Maar een soepele overgang naar een sociaal team zou op maat gesneden ondersteuning kunnen voortzetten. Een vaste ondersteuner helpt daarbij. En dan komt het onderwijs. Eerst de basisschool en dan het voortgezet onderwijs. Het zou voor kinderen uit kansarmere gezinnen enorm helpen als ze langer interessante dingen kunnen doen op school. En daardoor de school niet langer zien als een noodzakelijk kwaad, maar een plek waar je kunt ontmoeten, ontdekken en experimenteren zonder last te hebben van het label dat je uit een kansarm gezin komt. Na de reguliere schooltijd meer sport, kunst en drama in de middag en speciale projecten waar kinderen en jongeren zelf voor kunnen kiezen. Waar ze voor gemotiveerd zijn en iets van opsteken. Een gevleugelde uitspraak is: waar je mee omgaat, word je mee besmet. Meer inspirerend aanbod vanuit school verkleint de negatieve verleidingen van de straat en biedt kinderen en jongeren die van huis uit minder hebben meegekregen, een veilige plek en meer kansen om zich te ontwikkelen. Op dit punt kunnen nieuwe wethouders onderwijs en sociaal domein samen met scholen belangrijke bijdragen leveren aan het terugdringen van kansenongelijkheid.
Karin Heij en de eindtoets
Kansenongelijkheid wordt bevorderd door ons systeem van de eindtoets basisschool en het LVS (Leerling Volg Systeem). Karen Heij heeft in haar zeer leesbare en schokkende proefschrift Van de kat en de bel genadeloos blootgelegd wat er mankeert aan die eindtoets en het systeem eronder. De eindtoets doet voorkomen dat die meet wie voor welke vorm van onderwijs geschikt is. Maar hiervan is geen sprake. Op de eerste plaats bestaat er geen geschiktheidsprofiel op basis waarvan je kunt zeggen wie geschikt is voor vmbo, havo of vwo. Er is geen lijst met vaardigheden of een kennisbasis vastgesteld, die nodig is voor het doorlopen van een bepaalde onderwijsstroom. Er zijn wel aannames. Een daarvan is dat de eindtoets kan aangeven dat sommige leerlingen beter zijn in het hoofdwerk en anderen in handwerk. Dit is een veel gehoord argument, maar volgens Heij een gelegenheidsargument. Op de arbeidsmarkt zal de mbo'er toch echt z'n hoofd moeten gebruiken en een chirurg z'n handen. Het onderscheid hoofd-handen heeft weinig te maken met de beroepspraktijk. De eindtoets past eigenlijk niet in een systeem van inclusie, kansengelijkheid, rechtvaardigheid en emancipatie. Het is een verdeelinstrument en geen geschiktheidsmeter. Hoe werkt de eindtoets? Hier gaat Heij heel uitgebreid op in in haar proefschrift. De helft van ieder cohort kinderen wordt geselecteerd voor het vmbo en de beste 20% voor het vwo. De overige 30% is voor de havo. Het systeem is zo ingericht dat dit er altijd uitkomt. Het is een perfect selectie- en planningssysteem. Het is op basis van de uitkomsten eenvoudig toekomstplannen te maken voor bijvoorbeeld de hoeveelheid vwo scholen die je in de toekomst nodig bent. De voortdurende etikettering van kinderen met invoering van het LVS leidt er toe dat kinderen de indeling in een hokje gaan zien als persoonskenmerken. En dat doet iets met het zelfbeeld van kinderen. De eindtoets en de LVS creëren een eigen werkelijkheid. Als je binnenkomt op school in de laagste 20% in de vergelijking met andere kinderen is het heel moeilijk om omhoog te komen. Immers de andere kinderen zitten niet stil en gaan ook omhoog. Kans groot dat je in die laagste 20% blijft.
Stop met het vergelijken van scores tussen kinderen en jongeren
We moeten stoppen met het systeem van het vergelijken van kinderen onderling. In interviews geeft Karen Heij aan dat als ze dit bespreekt met internationale collega’s dat die zeer verbaasd zijn over de Nederlandse praktijk. Als je ieder kind of jongere ontwikkeling gunt, dan moet je het systeem omzetten naar het vergelijken met eerdere eigen prestaties van individuele leerlingen. Een toets is dan een hulpmiddel voor de professional om te bepalen wat de vervolgstap moet zijn voor iedere individuele leerling.
Ik hoop dat de ministers Wiersma en Dijkgraaf, politici, ambtenaren, schoolbestuurders, docenten en onderwijsadviseurs het indrukwekkende proefschrift van Karen Heij gaan lezen en dat het leidt tot een constructieve dialoog over hoe het anders moet en kan.
U kunt het proefschrift hier gratis lezen: karenheij.bijzonderboeken.nl
Als voorproefje op het lezen van het hele proefschrift is dit een mooie presentatie: https://www.youtube.com/watch?v=gQw-_UQjFdM&t=26s
Het wordt omdenken voor een ieder die kansengelijkheid werkelijk serieus willen nemen!