Skip to main content Skip to footer

Het voortgezet onderwijs zou zich meer moeten aanpassen aan de lerende mens

Er zit nog een flinke kloof tussen de praktijk in het huidige voortgezet onderwijs en wat goed zou zijn op basis van wetenschappelijke inzichten over de lerende mens. Een transitie is noodzakelijk en zal ook komen, maar het kantelpunt is nog niet bereikt. 

Transitiehoogleraar, Jan Rotmans, legt in zijn vele lezingen en boeken uit dat wij niet in een tijdperk van verandering zitten, maar in een verandering van tijdperk. Maar niet alle onderdelen in de samenleving kennen eenzelfde tijdpad. In zijn lezing bij Operation Education van 26 oktober 2022 toonde hij deze slide:

 

Voor energie is het kantelpunt van vernieuwing gepasseerd, maar voor onderwijs nog niet. Dat realiseer je maar weer al te goed als je kijkt naar de kloof tussen het traditionele voortgezet onderwijs en wetenschappelijke inzichten. Ons huidige onderwijssysteem is gebaseerd op de bijdrage aan de economische ontwikkeling van het land. De eindtoets van de basisschool selecteert de beste 20% voor het hoogste vervolgonderwijs als stap naar de hoogste functies in de samenleving; 50% van de leerlingen worden via vmbo en mbo geselecteerd voor ambachtelijke- en maakberoepen. De overige 30% wordt voorgeselecteerd via havo en hbo naar middenmanagement beroepen. De organisatie van het onderwijs is daarom efficiënt georganiseerd met urentabellen, leerjaren, enkelvoudige vakken, groepen van 25 tot 30 leerlingen van dezelfde leeftijd en één docent er voor. Van jongs af aan groeien leerlingen op in een cultuur van onderlinge vergelijking, competitie en selectie. Daar passen veel toetsen en examens bij en teaching for the test. Niet de leerling en de inhoud van het leerprogramma staan centraal, maar de toetsen en de cijfers op de toetsen.

 

De lerende mens

Is deze efficiënte organisatie een goede garantie voor veel leren? Nee, dat is het niet als je het boek ‘De Lerende mens’ leest van Harold Bekkering en Jurjen van der Helden (beide hoogleraar sociaal-cognitieve neurowetenschappen) en het interview beluisterd van onderwijsspecialist van De Correspondent, Johannes Visser, met Harold Bekkering. Bekkering ziet het brein als een voorspellingsmachine en leren als een voorspellingstheorie. Nieuwe dingen moeten aansluiten bij wat een leerling weet. En leren is gebaseerd op voorspellingsfouten. Als de hersenen iets tegenkomen wordt gekeken of het in het bestaande model past van wat je al weet. De hersenen doen in eerste instantie een gokje, volgens Bekkering. Er wordt bijvoorbeeld gevraagd: wat is de hoofdstad van Noord-Holland? Het brein weet het niet zeker, maar denkt de hoofdstad van Nederland is Amsterdam, het zal wel Amsterdam zijn. Dat klopt niet, het is Haarlem. De voorspellingsfout levert ‘leren’ op als Haarlem nu blijvend verbonden wordt aan informatie in het model. Gebeurt dat niet, zal de herhaalde vraag zeer waarschijnlijk weer hetzelfde foute antwoord krijgen. Op school lopen veel leerlingen tegen voorspellingsfouten aan waarvan het goede antwoord het ene oor in gaat en het andere oor weer uit gaat. Als het niet verbonden wordt met iets wat opgeslagen is in het model, dan wordt er niet geleerd. In het onderwijs zijn de inzichten van de Canadese psychologen Edward Deci en Richard Ryan over leren breed bekend en graag geciteerd. Centraal staan bij leren volgens de twee psychologen: autonomie, verbondenheid en competentie. Bij vormen van autonomie of een gevoel van zelfbeschikking wordt beter geleerd. Bij verbondenheid gaat het om het universele verlangen naar interactie, contact en ergens bij horen. De betere context voor leren. En bij competentie gaat het om aansluiting bij beschikbare kennis en vaardigheden van de individuele leerling. Dan pas kan leren plaatsvinden. Bekkering gebruikt bij dit laatste punt graag het mooie beeld van what fires together, wires together. Word je door iets nieuws geraakt, dan maakt het brein verbindingen aan en wordt het model verrijkt. Het leren moet betekenisvol zijn. Als het niet de moeite waarde is leer je niet. Als leraren echt willen dat leerlingen iets leren, dan moet instructie wel bij iedere leerling binnenkomen en verbonden worden met bestaande kennis in het persoonlijke model. Je moet je daar als leraar van vergewissen. Dan kan je niet volstaan met paragraaf 3 van hoofdstuk 7 uitleggen en denken dat er dan geleerd wordt! Niet het boek of het curriculum moet dus centraal staan, maar de leerling. Voor de leraar is het de uitdaging: wat moet er gebeuren om het model in het brein van deze leerling te verrijken?

 

Motivatieproblemen voor lessen

Uit PISA-onderzoek blijkt dat Nederlandse leerlingen onderaan bungelen op de ranglijst van motivatie voor lessen. School is leuk, vanwege de contacten met leeftijdsgenoten, maar dat is iets anders dan intrinsieke motivatie voor lessen. Als je dat combineert met de inzichten over de ‘lerende mens’ dan is er een urgent probleem. Maar dat wordt niet als een urgent probleem ervaren. Nog niet? Het kantelpunt van een noodzakelijke transitie is blijkbaar nog niet bereikt. Als dat kantelpunt bereikt wordt zal de focus meer komen te liggen op het in beeld brengen van vorderingen van de individuele leerling in plaats van onderlinge vergelijking en competitie. Er zullen in groepsverband lessen, workshops en projecten plaatsvinden als onderdeel van gepersonaliseerde lesprogramma’s. Leren zal komen van instructie, maar nog veel meer door zelf onderzoeken en ervaren. De leeromstandigheden zullen veel gevarieerder zijn dan alleen het leslokaal. En leraren zijn soms experts, maar soms ook coaches of ondersteuners van externe deskundigen. Voor leerlingen is school dan niet meer een noodzakelijk kwaad, maar een plek waar ze heel graag naar toe gaan om te leren, te ontmoeten, te ontdekken en te experimenteren. De school is niet langer alleen interessant voor het diploma, maar levert met interessante leerprogramma’s betekenis op voor het leven en leren in het nu. De bedoeling van onderwijs lijkt nu op halen van een diploma. Na het kantelpunt wordt het meer: het toerusten van jongeren om zichzelf te kunnen ontwikkelen tot veerkrachtige burgers met persoonlijk welbevinden en een positieve bijdrage tot de samenleving

 

Michiel Verbeek, 1 november 2022

Cookiemelding

We gebruiken functionele cookies om ervoor te zorgen dat onze websites goed werken en veilige analytische cookies om je de best mogelijke gebruikerservaring te bieden.

Als u op 'Akkoord' klikt, stemt u in met het plaatsen van alle cookies.