Skip to main content Skip to footer

Graag een paar andere onderwerpen in het onderwijsdebat

 

Er worden veel onderwerpen in het onderwijsdebat besproken, maar de belangrijkste nog niet. Kijkend naar de prestatie van het huidige onderwijsstelsel en de uitdagingen van de samenleving dan vermorsen we teveel van de capaciteiten en energie van jonge mensen en doen we ons als samenleving tekort. Het moet en kan anders!

 

Het onderwijsdebat gaat over een eenzijdige interpretatie van de Pisa cijfers, de basisvaardigheden als ultieme kwaliteitsverbetering, wel of geen verbod op mobieltjes in de klas, de schrik dat zoveel scholen gebruik maken van een ontbijt of lunch op school, het lerarentekort, kansenongelijkheid, meelevende woorden over het psychisch welbevinden van jongeren en het lerarensalaris. De Pisa cijfers uit 2018 worden vaak en met veel dramatiek in de media gebruikt. Niemand lijkt zich meer te bekommeren om wat er werkelijk in het rapport staat. De cijfers geven aan dat 24% van de 15-jarigen nog niet op taalniveau 2 zitten. Dat wijkt niet enorm af van de cijfers voor de Oeso (organisatie van 38 landen ter bevordering van economische ontwikkeling en wereldhandel) en de EU15 (15 landen van de Europese Gemeenschap). In de Nederlandse vertaling is er aan die 24% een kwalificatie toegevoegd: risico op laaggeletterdheid. En dan raakt menigeen op drift. Van laaggeletterdheid is op die jonge leeftijd geen sprake volgens de stichting Lezen en Schrijven. Er is nog volop tijd om echte laaggeletterdheid te voorkomen. Maar het kwaad is al geschied. In de loop van de columns, observaties en artikelen wordt het risico op laaggeletterdheid al snel ‘een kwart van onze jongeren is analfabeet'. Alle reden om veel meer aandacht te besteden aan taal en rekenen als basisvaardigheden. Over de oorzaak van de dalende lijn van de Pisa cijfers tussen 2003 en 2018 is nog weinig bekend. Misschien dat het rapport over 2021/2022 meer analyse bevat. Dat rapport zal met een jaar vertraging eind 2023 uitkomen.  

Polarisatie

 

De Amerikaanse spoken word kunstenaar Prince Ea laat in zijn bekende voordracht ‘I sued the schoolsysteem’ uit 2017 de verandering zien van mobieltjes, auto’s en de schoolklas. 

De grote verandering van de eerste twee staat in schril contrast met de gelijkheid van de derde. Is dat niet raar?

Prince Ea beschuldigt het schoolsysteem van het doden van creativiteit en individualiteit en van intellectueel misbruik. Bereidt het schoolsysteem kinderen en jongeren voor op de toekomst of het verleden? Krijgen kinderen gelijke kansen in de wereld via het onderwijs? Het inkomen en het onderwijs van ouders blijkt meer bepalend te zijn voor de schoolcarrières van hun kinderen dan de eigen capaciteiten. Wil je kinderen gelijke kansen geven, dan moet je rekening houden met ongelijke omstandigheden en dus kinderen verschillend behandelen. Deze twee cartoons geven de noodzaak hiervan prachtig aan:

De noodzaak van onderwijsvernieuwing en de tegenstand

 

Sinds het uitkomen van de rapport Tijd voor Onderwijs van de commissie Dijsselbloem in 2008 heerst er bij veel actoren in het onderwijs het gevoel dat het onderwijs teveel op het bordje heeft gekregen en dat er gekozen moet worden. Niet alles kan. Anno 2023 komt die gedachte sterk naar voren in het pleidooi van de focus op de basisvaardigheden, evidence-informed leerprogramma’s, veel directe instructie en vooral niet teveel vernieuwing. Daar wordt aan toegevoegd verhoging van de kwaliteit van de lerarenopleidingen, centrale regie voor het oplossen van het lerarentekort, verhoging lerarensalarissen, minder bureaucratie en een krachtige beroepsorganisatie. Aan de andere kant van het spectrum wordt gepleit voor noodzakelijke onderwijsvernieuwing. De school die ruimte moet bieden aan kennis, maar ook aan sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en jongeren, ervaringsleren, sport, kunst & cultuur, gezondheid, grote maatschappelijke thema’s, levensvragen en minder gerichtheid op competitie en selectie, en meer op samenwerking en individuele leervorderingen. Deze verbreding van het onderwijsaanbod is nodig om jonge mensen niet op te leiden voor het verleden, maar ze uit te rusten voor de toekomst.

 

 

Motivatie als onontbeerlijk ingrediënt voor leren

 

Leerlingen zijn weinig gemotiveerd voor lessen. Wel voor school, niet voor lessen. Dit motivatieprobleem is eigenlijk het grootste probleem van het huidige systeem. Motivatie is essentieel voor leren. Als leerlingen niet ‘aan’ staan om les te ontvangen, dan wordt er niet geleerd. In het onderwijs zijn de inzichten van de Canadese psychologen Edward Deci en Richard Ryan over leren breed bekend en graag geciteerd. Centraal staan bij leren volgens de twee psychologen: autonomie, verbondenheid en competentie. Bij meer zelfbeschikking wordt beter geleerd. Bij verbondenheid gaat het om het universele verlangen naar interactie, contact en ergens bij horen. De betere context voor leren. En bij competentie gaat het om aansluiting bij beschikbare kennis en vaardigheden van de individuele leerling. Dan pas kan leren plaatsvinden. Hoogleraar sociaal-cognitieve neurowetenschappen Harold Bekkering gebruikt bij dit laatste punt graag het mooie beeld van what fires together, wires together. Word je door iets nieuws geraakt, dan maakt het brein verbindingen aan, wordt het mentale model verrijkt en wordt informatie opgeslagen in het langetermijngeheugen. Het leren moet betekenisvol zijn. Als het niet de moeite waard is leer je niet. Als leraren echt willen dat leerlingen iets leren, dan moet instructie wel bij iedere leerling binnenkomen en verbonden worden met bestaande kennis. Dat lukt slecht in het huidige onderwijssysteem. 

 

 

Welbevinden van leerlingen

 

Het dalende welbevinden van leerlingen is na corona niet echt sterk weer omhoog gegaan. Nogal grote hoeveelheden leerlingen hebben een psychische aandoening ervaren volgens een Trimbos onderzoek (Geluk onder druk uit 2020). 47,1% van de basisschoolleerlingen en 43,1% van de leerlingen van het voortgezet onderwijs hebben ooit een psychische aandoening gehad. Op basis van het HBSC (Health Behaviour in School-aged Children) uit 2021 blijkt dat 18,9% van de basisschoolleerlingen en maar liefst 45,2% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs nogal veel druk ervaren van schoolwerk. Dit is voor beide categorieën bijna een verdrievoudiging ten opzichte van 2001. Dat mag een forse stijging heten! Teveel druk is niet goed voor een positief leerklimaat. Systematische aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen kan niet onderbelicht blijven in school.

 

 

Wat is de bedoeling van onderwijs?

 

Oud-onderwijsbestuurder Hans Fuchs hield zijn collega’s altijd voor: stop met zaken waar kinderen ongelukkig van worden. In Nederland bestaat volgens Fuchs geen generieke opvatting over het doel van onderwijs. Dat geeft vrij spel aan opdrachten, formats, protocollen, regels en voorschriften. Op de scholen waar Fuchs werkte gold de  kernwaarde: ‘Jouw geluk is onze motivatie. Je hoeft kinderen niet te motiveren als je ze in goede omstandigheden zet. Je moet kinderen motiveren als ze iets moeten doen dat hun niet interesseert’. Maar hoe zie je geluk bij kinderen? ‘Dat zie je aan stralende ogen van kinderen, aan gemotiveerd werken en gedragsverandering. Anders zie je externaliserend en druk gedrag’, aldus Fuchs. 

Volgens Joke van Middelbeek, auteur van het boek De bedoeling van onderwijs gaat het om kinderen helpen hun talenten te ontdekken. Daarbij speelt niet alleen de school een belangrijke rol, maar ook de omgeving van die school: de hele community. Onderwijs is een vorm van opvoeden. Voor de Franse pedagoog Philippe Meirieu betekent opvoeden kinderen en jongeren inleiden in een cultureel universum, waarbinnen mensen met vallen en opstaan greep kunnen krijgen op de hartstocht en de dood, de angst voor het oneindige, de schrik van wat de mens tot stand heeft gebracht, de intense behoefte en de immense moeilijkheid om samen te leven. Opvoeden betekent uitdagen, kennis en know how overdragen en toerusten voor het moment dat hij er alleen voor staat. De overdracht van kennis en vaardigheden kan nooit op een mechanische manier plaatsvinden. Ze kan niet zonder de reproductie door het subject van de aangeboden kennis. Alleen het subject kan de beslissing nemen te gaan leren. Alleen de leerling leert. Wij kunnen niet meer doen dan hem begeleiden in een stap die van hemzelf moet komen. Al het leren vindt plaats op eigen initiatief van de leerling en vereist persoonlijke betrokkenheid. De taak van de leraar is een ruimte in te richten om tot leren te komen en objecten aan te bieden die bij het kind het verlangen kunnen opwekken om daarover meer te weten te komen. Tot zover Philippe Meirieu.

Onderwijsvernieuwers verzetten zich tegen de eenzijdigheid van alleen cognitieve vakken. De losse vakken lijken een beetje op lichaamsdelen waarvan het leven is ontnomen. De steun voor onderwijs dat meer biedt dan alleen kennis over universitaire vakken wordt sterker. Ontwikkelingsgericht onderwijs gaat ervan uit dat leerlingen verschillen. Kinderen zijn niet hetzelfde, leren niet hetzelfde en ontwikkelen zich niet op dezelfde manier. Ontwikkelingsgericht onderwijs is gebaseerd op deze verscheidenheid. Daarom wordt het onderwijsaanbod bepaald door de behoeften, de motivatie, het niveau, het tempo en het ontwikkelingspatroon van de leerling. Ontwikkelingsgericht onderwijs is zo ingericht, dat elke leerling zonder onderbreking zijn eigen ontwikkeling kan doorlopen. Het leerstofjaarklassensysteem en zitten blijven passen hier niet bij.  

 

De school is niet alleen een dienst om kinderen op te vangen en bezig te houden en om te voorzien in de behoeften van de arbeidsmarkt. De school is tevens een instituut dat gefundeerd is op waarden. Zij dient zich vandaag de dag ten doel te stellen om vrije subjecten te vormen die in staat zijn om deel te nemen aan en onderdeel te zijn van een democratische samenleving.

 

Pasi Sahlberg is de schrijver van het bekende boek: De Finse Lessen, maar is ook professor of educational leadership aan de universiteit van Melbourne, waar hij onderzoek leidt naar spelend leren, digitaal opgroeien en gelijkheid in het onderwijs. Sahlberg en zijn onderzoeksteam stellen dat het kerndoel van onderwijs moet verschuiven van primair focussen op beperkte academische intelligentie naar gelijkwaardige leer-, welzijns- en gezondheidsresultaten voor een evenwichtige ontwikkeling en groei van het hele kind.

 

In een Europees rapport over onderwijs staat: Het doel van onderwijs is om leerlingen in hun kracht te zetten, zowel individueel als collectief. Naarmate samenlevingen blijven veranderen, moeten onderwijsstelsels leerlingen kansen bieden om de kennis, vaardigheden, attitudes en waarden te ontwikkelen die hen in staat stellen hun potentieel gedurende hun hele leven te realiseren - van de vroege kinderjaren tot op hoge leeftijd. Leerlingen moeten een gevoel van verantwoordelijkheid ontwikkelen om actief deel te nemen aan de opbouw van de samenleving en het vermogen om doelen te definiëren en acties te ondernemen om doelen te bereiken, inclusief het realiseren van hun eigen leerproces. Leerlingen moeten in staat zijn om hun eigen leertrajecten te ontwerpen. Als zodanig is het ontwikkelen van keuzevrijheid over iemands leven en het leren zelf een educatief resultaat dat leerlingen zal toerusten om te gedijen in een veranderende wereld. Dit plaatst de ontwikkeling van bredere vaardigheden, evenals attitudes, waarden, ondernemerschap, kritisch denken en metacognitieve vaardigheden (vaardigheden die je in staat stellen om je denkproces te organiseren, sturen en controleren), op hetzelfde niveau als traditionele disciplinaire kennis.

 

Onderwijs heeft volgens UNESCO een tweeledig doel: kwaliteitsonderwijs voor ieder kind en jongere en onderwijs in dienst van de route naar een duurzame wereld. Naast kennis en sociaal-emotionele ontwikkeling dient onderwijs gericht te zijn op het bevorderen van een duurzame wereld. In de rapporten ‘A new social contract for education’  en ‘Reimagining education’ wordt gepleit voor een nieuw sociaal contract voor onderwijs gebaseerd op inclusie en gelijkheid, samenwerking en solidariteit. Een eenzijdige focus op taal en rekenen is niet optimaal voor human flourishing (menselijke bloei), volgens deze rapporten. Het is noodzakelijk om de basisvaardigheden in balans te brengen met sociale- en emotionele competenties. Standaardisatie, tijdsgebonden ‘one-size-fits-all’ summatieve toetsen en examens zijn niet optimaal voor leren en menselijke bloei. Iedere leerling leert anders en wordt beïnvloed door een complexe combinatie van interne factoren (biologisch) en contextuele factoren (politiek, sociaal, cultureel, institutioneel, milieu, techniek). Dit vereist gepersonaliseerde leerprogramma’s. Minder gerichtheid op onderlinge vergelijking en selectie en meer gerichtheid op evaluatie van individuele leervorderingen. De adolescentie is bij uitstek een periode voor leren, sociale betrokkenheid en het ontwikkelen van prosociaal gedrag. Het leren moet veranderen van een passieve- naar een actieve manier. Daarvoor zijn dynamische en aanpasbare leerplekken nodig, ook buiten het schoolgebouw. Unesco komt tot zeven elementen voor het onderwijs waar systematisch aan gewerkt moet worden: 

  1. leren om te weten, 
  2. leren om te doen, 
  3. leren om iets te worden, 
  4. leren om te leven met de natuur, 
  5. leren om te denken, 
  6. leren om te zijn en 
  7. leren om samen te werken. 

 

 

Leerlingen in hun kracht zetten

 

Het doel van onderwijs is om leerlingen in hun kracht te zetten, zowel individueel als collectief. Naarmate samenlevingen blijven veranderen, moeten onderwijsstelsels leerlingen kansen bieden om de kennis, vaardigheden, attitudes en waarden te ontwikkelen die hen in staat stellen hun potentieel gedurende hun hele leven te realiseren, van de vroege kinderjaren tot op hoge leeftijd. Leerlingen moeten een gevoel van verantwoordelijkheid ontwikkelen om actief deel te nemen aan de samenleving, en het vermogen om doelen te definiëren en acties te ondernemen om doelen te bereiken, inclusief het realiseren van hun eigen leerproces. Leerlingen moeten in staat zijn om hun eigen leertrajecten te ontwerpen. Als zodanig is het ontwikkelen van keuzevrijheid over iemands leven en leren zelf een educatief resultaat dat leerlingen zal toerusten om te gedijen in een veranderende wereld. Dit plaatst de ontwikkeling van bredere vaardigheden, attitudes, waarden, ondernemerschap, kritisch denken en metacognitieve vaardigheden, op hetzelfde niveau als traditionele universitaire vakkennis.

 

 

Het lerarentekort

 

Het lerarentekort wordt door velen gezien als het grootste probleem van het onderwijs. Dat voortdurend in het middelpunt van de onderwijsdiscussie te zetten, helpt het onderwijs niet verder. In een overspannen arbeidsmarkt is het voor veel sectoren lastig om medewerkers te vinden. In het onderwijs komt daar bij dat het imago van het beroep laag is en er zijn teveel verhalen van leraren die enthousiast beginnen, maar binnen 3 jaar het onderwijs weer verlaten. Te weinig autonomie, teveel werkdruk, te weinig mogelijkheden om echt bij te dragen aan de ontwikkeling van jongeren en een knellende verantwoordingscultuur. Er zijn geen eenvoudige oplossingen om op korte termijn veel meer bevoegde docenten de scholen in te krijgen. Dat gegeven biedt een uitgelezen kans om anders naar de onderwijsorganisatie aan te kijken. Herontdek als schoolleiding en docenten wat de bedoeling is van de eigen school. Bepaal met elkaar welke impact je wilt hebben op leerlingen. Bepaal met elkaar welke leerprogramma’s essentieel zijn voor het realiseren van de eigen doelstellingen. Bepaal welke onderdelen beslist door bevoegde docenten verzorgd moeten worden en zoek vervolgens uit welke onderdelen ook prima verzorgd kunnen worden door medewerkers zonder docentenbevoegdheid, maar met een bepaalde bekwaamheid. 

 

 

Krommunicatie

 

Het onderwijsdebat leidt aan wat Koot & Bie zo mooi uitdrukte: krommunicatie. Actieve deelnemers aan het onderwijsdebat zijn de leden van het Red-Team Onderwijs. Zij hameren op de dalende lijn in het taal en rekenonderwijs en steunen de minister in de focus op basisvaardigheden. Zij beweren dat heel veel basisscholen methoden gebruiken die niet werken. Er zijn veel evidence-informed methoden. Gebruik die, verzuchten de Red-Team leden. Om de aandacht te vestigen op die basisvaardigheden wordt ieder pleidooi voor onderwijsvernieuwing in de ban gedaan. In het grove geschut in de media verdwijnt het verschil tussen basisschool en voortgezet onderwijs. Als hoogleraar Anna Bosman een vlammend betoog houdt over hoe je spelling en taal moet aanleren op de basisschool, dan overtuigt dat. Maar dat is iets heel anders dan noodzakelijke vernieuwing op het gebied van vakoverstijgende thema’s in plaats van solitaire universitaire vakken of onderwijs aanbieden in vormen waarin leerlingen zelf onderzoekend bezig zijn in plaats van leraren die voor een groep van 30 leerlingen alleen maar zenden. Vraag leerlingen hoe ze lessen ervaren. In mijn boek Wie durft deze school aan? citeer ik Freek van der Heide die in 2017 in 5 vwo zat: ‘Ga in een gemiddelde middelbare schoolklas zitten en het onvermijdelijke gevoel dat je in een totalitair strafkamp vol ongeïnteresseerde gedetineerden zit is binnen de kortste keren vastgepind in je hersenen’. Of de leerling die in de zaal zat bij het debat in de Balie van het Red-Team op 30 mei j.l. Hij pleitte voor meer actief onderwijs. Je zit een hele dag op school waar je wat uitleg krijgt en verder moet je het zelf uitzoeken. Het is niet erg effectief. ‘In 80% van de tijd ben ik alleen maar stofdeeltjes aan het inademen’. Met dat beeld verlaten veel leerlingen de school. Waarschijnlijk wordt dat wel verdrongen door de leuke en spannende tijden in de omgang met leeftijdsgenoten, maar toch.  

Veel van de onderwijsvernieuwers willen met name de tijd tussen 11/12 en 18/19 jaar vormgeven waarin leerlingen zelf meer actief zijn en waar ook ruimte is voor grote maatschappelijke thema’s, levensvragen, sociaal-emotionele ontwikkeling en het bouwen aan een positieve relatie tot jezelf, anderen en de samenleving. Het is zo jammer als dat wordt weggewoven met alleen maar aandacht voor basisvaardigheden. Deelnemers aan het onderwijsdebat willen graag dat leerlingen luisteren, maar misschien moeten ze zelf meer eens het goede voorbeeld geven.   

 

 

Het moet anders en het kan anders

 

Er is een duidelijk besef dat school er niet alleen kan zijn voor de traditionele vakken die voortkomen uit de universitaire wereld. Kennis zal meer in samenhang moeten worden aangeboden en zal gedifferentieerd moeten worden aangeboden. Het moet aansluiten bij de competenties (denk aan Deci & Ryan) van individuele leerlingen. Dat betekent dat we moeten afstappen van het systeem van competitie en selectie en toe moeten naar vormen van samenwerking en constructieve feedback op individuele leervorderingen. De school dient systematisch te werken aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Wil je leerlingen behouden voor psychische aandoeningen moeten ze in de woorden van psychiater Jim van Os zich leren te verhouden tot zichzelf, tot de eigen mentale ruimte, tot het eigen lichaam, tot anderen en tot het leven. Ze zullen hun bewustzijn moeten leren begrijpen. Jim van Os stelt dat voor als een onderhandeling tussen herinneringen van eerdere omgevingen en de zintuigelijke signalen uit de omgeving in het hier en nu. Dat levert emotie op. Die wordt opgeslagen in het geheugen en leidt tot interactie met de omgeving. 

 

Het onderwijs kan een significante bijdrage leveren aan kansengelijkheid. De ongelijkheid van de thuissituatie (denk aan: inkomen, huisvesting, sociale netwerk, opleiding ouders, buurt, religie) blijft, maar de school kan faciliteiten bieden waardoor de achterstand in de thuissituatie kan worden gecompenseerd. Dat kan door een schoolontbijt en - lunch. Mogelijkheden om in vrije tijd de hele dag door te sporten, muziek te maken en allerlei kunst & cultuur activiteiten te ondernemen. School is geen noodzakelijk kwaad meer, maar het sociale centrum waar jonge mensen kunnen ontmoeten, ontdekken, experimenteren en kunnen leren. Dat kan door na schooltijd faciliteiten van school ter beschikking stellen. Voor leerlingen die geen eigen kamer, computer en/of goede wifi verbinding hebben, kunnen altijd in school werken. 

 

Het leerprogramma sluit aan bij eigen leervragen van leerlingen. Leerlingen zullen geconfronteerd worden met levensvragen van nu en in de toekomst. Coaches helpen leerlingen bij het samenstellen van het individuele leerprogramma. Ze zullen leerlingen stimuleren, maar ook uitdagen om met leerstof en projecten aan de slag te gaan waarvan de coach denkt dat die past bij een bepaalde leerling. Leerlingen die op een gegeven moment een keuze hebben gemaakt voor een vervolgopleiding worden daar goed op voorbereid. Moeten er examens gedaan worden, dan zal dat een leervraag zijn en worden ze daar bij geholpen. 

Het leerstofjaarklassensysteem moet verdwijnen. Groepen zullen worden samengesteld op basis van interesse voor een leerprogramma. Dat zullen meestal geen solitaire vakken zijn, maar workshops over vakoverstijgende thema’s. 

 

Minister voor het funderend onderwijs, Dennis Wiersma, wil geen grote stelselhervorming doorvoeren. De kans op het mobiliseren van alle tegenkrachten is groot, met teleurstelling en frustratie als gevolg. Daar komt bij dat er geen consensus is in onderwijsland over hoe een stelselhervorming eruit moet zijn. Veel constructiever is de weg van experimenten. Goede plannen verdienen tenminste voor 10 jaar financiering van het Rijk. De minister kan de onderwijssector uitdagen om met plannen te komen. Hij zou dan direct een belangrijk advies van de IBO-werkgroep vormgeven. De werkgroep waarschuwt de minister om niet teveel ondersteuning van buiten de school in te brengen, maar werken aan capacity building in scholen. Innovatie en ontwikkeling van binnenuit laten ontwikkelen. Het ministerie moet dat proces slim stimuleren. Help basisscholen om van binnenuit het onderwijs van de basisvaardigheden te verbeteren en geef scholen voor voortgezet onderwijs meer experimenteerruimte met een ruimhartige vergoeding.

 

 

Agora onderwijs

 

Agora onderwijs is een serieus antwoord op de uitdagingen van het onderwijs in deze veranderende tijd. Inmiddels zijn er zo’n 23 Agora scholen in Nederland. Hier staat de leerling en zijn of haar leervragen centraal. Vandaar uit wordt er gewerkt aan individuele ontwikkeling. Wat zou het mooi zijn als vernieuwingsscholen voor voortgezet onderwijs leerlingen ten minste 6 jaar onderwijs kunnen aanbieden. Aan het einde van die periode hebben ze bepaalde diploma’s en certificaten kunnen halen en een goed gedocumenteerde toegang tot vervolgonderwijs. 

Ik ben samen met Freek Velthausz en Christine Brons bezig met het realiseren van een Agora school voor voortgezet Onderwijs in Groningen.

Over de auteur

Michiel Verbeek

Michiel Verbeek

Auteur van het boek Wie durft deze school aan?

Lid van de Raad van Advies van de Taskforce Ontwikkelingsgericht Onderwijs.

Houdt zich veel bezig met Onderwijs, Duurzaamheid en Maatschappelijke ontwikkelingen. 

Cookiemelding

We gebruiken functionele cookies om ervoor te zorgen dat onze websites goed werken en veilige analytische cookies om je de best mogelijke gebruikerservaring te bieden.

Als u op 'Akkoord' klikt, stemt u in met het plaatsen van alle cookies.