Skip to main content Skip to footer

Geef scholengroepen geld en passende regelgeving om naast het reguliere onderwijs een alternatieve stroom te starten

Het grootste probleem in het onderwijs is niet het lerarentekort, maar de beperking van het onderwijssysteem om het onderwijs anders in te richten. En daarom moet er naast het reguliere onderwijs een alternatieve stroom komen, die goed gefaciliteerd wordt en begeleid door de wetenschap. Jongeren, ouders en docenten verdienen die keuzemogelijkheid.

 

Kinderen en jongeren in deze tijd groeien op onder andere omstandigheden dan decennia geleden. En dat heeft consequenties voor het onderwijs. Waar hebben kinderen en jongeren in deze tijd behoefte aan waar school bij uitstek bij kan helpen? Consensus is er over het belang van het aanleren van taal en rekenen op jonge leeftijd. Een beetje ruimdenkend zou bij het belang van taal ook het Engels passen. School is bij uitstek de plek voor het doorgeven wat in onze cultuur van waarde is: dus cultuuroverdracht. Ruim aandacht voor geschiedenis is dan heel logisch. Na de schoolperiode hoop je dat iedere jongere gesterkt met kennis, vaardigheden, energie en veerkracht ‘in de wereld komt’. De vormende jaren van 11/12 tot 18/19 jaar zijn bij uitstek geschikt om systematisch aan de persoonlijke ontwikkeling van iedere jongere te werken. Leren wie jezelf bent, leren hoe anderen zijn, leren hoe je respectvol met elkaar om moet gaan, leren hoe je kunt samenwerken en leren kritisch te denken. Het huidige onderwijssysteem is erop gericht groepen leerlingen samen te stellen die hetzelfde curriculum in losstaande vakken krijgen voorgeschoteld. Via toetsen en examens kun je toegangstickets verdienen voor een vervolgopleiding. Het systeem wordt gekenmerkt door concurrentie en selectie en kent een industriële organisatie. Het systeem is niet ingericht op de ontwikkeling van iedere individuele leerling. Voor leerlingen ligt de focus op het behalen van toetsen en examens. Niet zo raar dat het schaduwonderwijs welig tiert en leren voor de toets de norm is geworden in plaats van leren voor de inhoud. Loopt je kind achter met rekenen op de basisschool, dan worden ouders met geld ongeduldig en worden de bijlesinstituten ingeschakeld. Ze willen niet het risico lopen dat hun kind een te laag advies meekrijgt of laag scoort op de doorstroomtoets. De kans op een succesvol leven wordt sterk beïnvloed  door de sociaal economische status van de ouders en door de score op de doorstroomtoets. Niet de inhoud van de leerstof en de relatie tussen leraar en leerling staat centraal, maar het halen van een toets. Niet voor niets is de meest gestelde vraag door leerlingen: ‘is dit voor de toets?’ Een absolute verschraling van het onderwijs. 

 

 

Het belang van de relatie tussen leraar en leerling

Is het onderwijs er om een langgeleden samengesteld curriculum aan iedere leerling op te dringen of moet het onderwijs ook bijdragen aan de ontwikkeling van de individuele leerling en openstaan voor actuele levensvragen van jongeren? School moet betekenisvol zijn voor de individuele leerling en nuttig voor de samenleving. Hoe relevant is de relatie tussen leraar en leerling voor schoolsucces? Pedagoog Gert Biesta wijst in zijn boeken en lezingen vaak op wat zo mooi is aan de woorden ‘onderwijzen’ en ‘lesgeven’. De leraar wijst de leerling op iets dat de moeite waard is en probeert via professioneel verleiden de leerling geïnteresseerd te krijgen. In lesgeven zit ‘geven’. De leraar geeft als het ware zichzelf met al zijn kennis, vaardigheden, toewijding en passie aan de leerling. School is geen algemeen leerinstituut, maar een plek waar iets bepaalds geleerd wordt. Iets dat juist niet makkelijk buiten school geleerd kan worden. De opvoeding van een kind en jongere ligt in eerste instantie bij de ouders, maar in de huidige tijd lopen ouders tegen steeds meer dingen aan die ze alleen met hun kinderen niet opgelost krijgen. Het gebruik van de mobiele telefoon, social media en gaming is erg lastig voor ouders om dat bij hun kinderen in de greep te krijgen. En kunnen alle ouders hun kinderen aan het sporten krijgen of in aanraking laten komen met kunst & cultuur als de aantrekkingskracht van het scherm veel sterker is? En hoe krijg je als ouder je jonge dochter af van het opsmeren van smeersels op voorspraak van allerlei influencers op sociale media? En hoe kun je als ouders vooral jongens behoeden voor het overdreven trainen van spieren met of zonder ondersteunende middelen? Ook weer onder invloed van sociale media en populaire influencers. En heb je als ouder snel genoeg door als het welbevinden van je kind achteruit gaat door werkdruk, prestatiedruk en peerdruk? Er komen ontzettend veel prikkels op jongeren af waar jongeren weerstand aan moeten bieden. Dat zal ontwikkeld moeten worden. Daar kan school bij uitstek een rol bij spelen, maar dat vergt wel een andere doelstelling van school en een andere organisatie.       

Wat te doen in het onderwijs?

Hoe krijgen we een doorbraak in de onderwijsdiscussie? Aan de ene kant wordt probleemloos over een onderwijscrisis gesproken, aan de andere kant klinkt een pleidooi voor aandacht op school voor het hele kind/jongere en niet alleen de cognitieve kant. Volgens de stichting Red het Onderwijs is het niet zo ingewikkeld over wat er moet gebeuren. Het lerarentekort moet opgelost worden, aanpassing lumpsumfinanciering om meer academisch geschoolde leraren in het onderwijs te krijgen, verschuiving van macht van besturen naar leraren, de lerarenopleidingen moeten beter, een nationaal curriculum, vakken en klassikaal onderwijs met veel directe instructie. Het Red team denkt sterk in termen van onderwijsopbrengst. Dat betekent toename van kennis, aanleren van vaardigheden en groei in attitude. Doe je dit goed als school, krijg je ‘wijze, weerbare en kritische burgers’. Denken in termen van onderwijsopbrengst leidt al snel tot pleidooien voor evidence-based of op z’n minst evidence-informed curriculum. Vanuit het denken van ‘the whole child and whole school’ beweging wordt aangedrongen op aandacht voor de sociaal emotionele ontwikkeling van kinderen en jongeren naast het cognitieve. De ‘bloei’ van iedere leerling vraagt om gedifferentieerde aanpak. Grotere aandacht voor neurodiversiteit (naast de gemiddelde werking van het brein aandacht voor de verschillende werking van individuele breinen) vraagt daar ook om. Veel aandacht voor concrete levensvragen van jongeren. Niet leerlingen voortdurend confronteren met dingen waar ze geen interesse voor hebben, maar juist ruimte geven aan interesses en passies van jongeren zelf. Door eigen motivatie en succeservaringen ontstaat een vruchtbare bodem om leerlingen nieuwe dingen te laten ontdekken. Psychologe Angela Duckworth spreekt in dit verband van GRIT: met gepassioneerde toewijding werken aan iets gecombineerd met doorzettingsvermogen.

 

 

Het huidige onderwijssysteem is solide en taai

Het huidige onderwijssysteem is solide en taai en is daarom nauwelijks van binnenuit ingrijpend te veranderen. Veranderen in kleine stapjes werkt niet, omdat de vernieuwing vlot wordt ingekapseld en alles loopt weer als vanouds. Grootschalige ingrepen van binnenuit zijn ook niet eenvoudig, omdat er veel supporters zijn van het huidige systeem en alle (verschillende) tegenkrachten snel gemobiliseerd zijn. Het huidige onderwijssysteem wordt gekenmerkt door een sterke industriële organisatie met lestabellen, lesroosters, losse vakken, een voorgeschreven curriculum, kerndoelen, examens, leerlingvolgsysteem en het leerstofjaarklassensysteem. Gebaseerd op concurrentie, selectie en het gemiddelde. Scoor je voldoende op de toetsen en examens dan krijg je een toegangsticket voor het vervolgonderwijs. De ticket geeft geen scherp beeld van wat een leerling werkelijk geleerd heeft, maar laat uitsluitend zien dat de toetsen voldoende zijn gehaald. Ben je goed in ‘learning for the test’ dan kun je je toegangsticket halen via zweten - weten - vergeten (treffende uitspraak van LAKS). Stampen voor de toets, zweten tijdens de toets en dan het geleerde weer vergeten. Dat laatste gaat vanzelf als de stof vlak voor de toets erin gestampt is. Studeren op die manier zal niet beklijven in het langetermijngeheugen. 

Met grootscheepse onderwijsvernieuwingen van bovenaf hebben we in het recente verleden ook al geen succes beleefd. Denk aan de Tweefasenstructuur, het Studiehuis en de Basisvorming. Mislukt door de mobilisatie van alle tegenkrachten. Moeten we ons neerleggen bij het huidige solide onderwijssysteem en wachten tot dat de wal ooit het schip keert? Of is er een andere weg? De beste weg is enerzijds doorgaan met het beter maken van het huidige systeem, maar daarnaast vernieuwingsconcepten de kans geven om zich te ontwikkelen. Dat vergt lef en faciliteiten van de overheid en van scholen. 

Ruimte voor vernieuwend voortgezet onderwijs.

De grote beperkingen van het huidige onderwijssysteem voor andersoortig onderwijs zijn de verplichte examens, profielkeuzes, het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) en het leerlingvolgsysteem. Blijven de examens dan is het niet vreemd dat leerlingen, ouders en docenten het halen daarvan als het hoogste doel blijven zien. Profielkeuzes dwingt leerlingen al keuzes te maken die ze op dat moment nog helemaal niet willen en kunnen maken. In het nieuwe boek van Eveline Crone en Renske van der Cruijsen, Generatie Vertrouwen, wordt dat helder uiteengezet. Het PTA slokt in de bovenbouw bijna alle schooltijd op. Het leerlingvolgsysteem dwingt te denken in leerlijnen en het uitzetten van een vaste route voor wanneer wat uit het curriculum behandeld moet zijn. De onderwijsruimte wordt op die manier al helemaal voorgeprogrammeerd. Maar het kan ook anders. De industriële organisatie kan vervangen worden door een organisatie waarbij de individuele ontwikkeling van een jongere wordt gefaciliteerd. Omdat de relatie tussen leraar en leerling belangrijk is voor de ontwikkeling van de leerling heeft iedere leerling een vaste coach. De coach begeleidt dagelijks een groepje van 15 tot 18 leerlingen. Iedere leerling start het leerproces met een eigen leervraag. Dat kan iets zijn wat de leerling leuk of interessant vind. Of het is iets uit de actualiteit wat verdient om onderzocht te worden. De leerling krijgt tijd en ruimte om aan de slag te gaan met drie basisbehoeften uit de Zelfdeterminatietheorie van Deci & Ryan: autonomie, competentie en verbondenheid. De leerling krijgt regie in handen en bepaalt zelf waar hij/zij mee aan de slag gaat (autonomie). Dat kan zelfstandig, maar kan ook heel goed samen met andere leerlingen. Leren in verbondenheid kan door de leervraag met een groepje aan te pakken, maar zit ook in de intensieve begeleiding van de coach en het samen bepalen van het inroepen van externe hulp. Starten vanuit de leervraag van de leerling betekent automatisch aansluiten bij de aanwezige kennis op dat moment van de individuele leerling (competentie). De coaches ondersteunen de leerlingen, maar dagen ze ook uit . Ze voegen kennis toe aan de uitwerking van de eigen leervraag. Ze confronteren de leerling met andere perspectieven. Als een leerling een expert nodig heeft bij de uitwerking van zijn of haar leervraag dan gaan leerling en coach op zoek naar die expert. Soms is er een vakdocent of thema-expert in school te vinden en anders wordt die buiten school gezocht. Iedere leervraag kent een afronding. Dat kan in allerlei vormen. Een tekening, een paper, een filmpje, een toneelstuk, een podcast, verzin het maar. Het voordeel van een dergelijke afronding is dat je onmiddellijk kunt zien wat de leerling gedaan heeft en geleerd heeft. Een momentopname van een toets is dan helemaal niet meer nodig. Alle activiteiten en afrondingen van leervragen worden verzameld in een portfolio. Dat wordt een mooi en rijk document van alles wat de leerling gedaan heeft, ervaren heeft en geleerd heeft. De beschreven aanpak van hoe het anders kan is een beschrijving wat momenteel gebeurt op Agora scholen. Het Agora concept wordt van de start van de Agora school in Roermond in 2014 wetenschappelijk begeleid door professor Jos Claessen van de Open Universiteit. Na 10 jaar ervaring heeft een concept een vaste structuur ontwikkeld met een gezamenlijke dagstart en afsluiting, ruim tijd voor het werken aan de eigen leervraag, een vast stilte moment tussen de middag voor iedereen in de school, inspiratielessen om leerlingen voortdurend te informeren en te prikkelen voor nieuwe leervragen en veel aandacht voor sport en kunst & cultuur.

Belemmeringen voor Agora

Er is in de onderbouw van het voortgezet onderwijs veel ruimte voor scholen om dingen anders te organiseren, maar in de bovenbouw is dat heel anders. De Agora scholen in Nederland zijn allemaal Rijksgefinancierd. Dat betekent dat iedere leerling de mogelijkheid moet hebben een vmbo, havo of vwo diploma te halen op school. In de bovenbouw is het keurslijf van profielen en examenvoorbereiding niet te negeren. Agora scholen kiezen ervoor om de onderbouw volledig Agoriaans in te richten, maar moeten concessies doen in de bovenbouw. De leervraag van leerlingen zal in de richting gaan van voorbereiden op het examen. Die voorbereiding wordt zo Agoriaans mogelijk ingericht, maar helaas staat dan niet meer de echte leervraag van de leerling centraal, maar het examen.

 

 

Wat hebben we nodig?

Het onderwijssysteem is uiterst solide en stug en kent veel ondersteuners. Veel docenten willen niet anders dan hun geliefde vak doceren. Veel ouders zijn huiverig voor nieuwe concepten vanuit de gedachte dat ze vaak zelf ook wel goed terecht zijn gekomen, ondanks school. Den Haag heeft op allerlei plekken in het systeem de mogelijkheid om te controleren en te interveniëren. Een drastische herstructurering van het funderend onderwijs durft geen kabinet aan, omdat dat teveel tegenkrachten oproept. Aan de andere kant zijn er veel ouders met kinderen die erg ontevreden zijn over school en soms dagelijks ongelukkig thuiskomen. En dan is er een groeiende groep docenten die onvoldoende uitdaging en voldoening vinden in het reguliere onderwijs. Wat een goede weg is uit deze klem, is een transitiemodel mogelijk maken naast het reguliere systeem. Geef scholen die dat willen de ruimte en de financiering voor 6 jaar onderwijs voor iedere leerling in het vernieuwende concept, bijvoorbeeld Agora. Koppel wetenschappelijk onderzoek aan de voortgang van leerlingen en de scholen. Geef de scholen de ruimte om de doorstroming naar bijvoorbeeld een vervolgopleiding zelf te regelen met die vervolgopleiding. Een leerling die voor een mbo vervolgopleiding kiest wordt keurig afgeleverd op het instapniveau van die opleiding. Er staat dan een gemotiveerde leerling klaar om in te stromen. Leerlingen die de ambitie hebben om een hbo of wo vervolgopleiding te doen, zullen zich op tijd oriënteren op de vereisten van die studie. Het kan zo zijn dat er leerlingen zijn die zich via eigen leervragen al helemaal hebben voorbereid op een studie geneeskunde of psychologie en daar misschien al veel eerder dan na 6 jaar voortgezet onderwijs klaar voor zijn. Dan moet dat met wederzijds goedvinden van de school en de universiteit geregeld worden. Voor hbo instellingen en universiteiten is het huidige systeem heel makkelijk. Met een havo diploma of een vwo diploma krijg je toegang tot de vele opleidingen. Of de leerlingen echt allemaal goed zijn voorbereid en gemotiveerd, is zeer de vraag. De slimme toetsenmaker heeft wel een diploma, maar misschien helemaal niet de noodzakelijke voorkennis en vaardigheden voor de gekozen studie. En over echte motivatie maar te zwijgen. 

De school krijgt de faciliteiten om binnen 6 jaar een individuele leerling een persoonlijke vorming door te laten maken, een positieve relatie te laten opbouwen met de samenleving door systematische aandacht te besteden aan socialisatie en de leerling te begeleiden om zich te kwalificeren voor een vervolgopleiding naar eigen keuze. Op deze school krijgen leraren de tijd en de opleidingsmogelijkheden om de ontwikkeling van individuele jongeren te ondersteunen. Dat is toch iets heel anders dan een hele magere relatie met leerlingen kunnen opbouwen, omdat je een twee-uursvak geeft en wekelijks 300 tot 400 leerlingen langs ziet komen.

Geef scholen minstens 10 jaar de tijd om op deze manier te werken. Laat wetenschappers ieder jaar een voortgangsrapport uitbrengen. Vindt de overheid na 10 jaar de resultaten te weinig afwijkend van het reguliere systeem of is er te weinig belangstelling voor de nieuwe weg, dan kan de overheid de financiering intrekken. 

Michiel Verbeek

Cookiemelding

We gebruiken functionele cookies om ervoor te zorgen dat onze websites goed werken en veilige analytische cookies om je de best mogelijke gebruikerservaring te bieden.

Als u op 'Akkoord' klikt, stemt u in met het plaatsen van alle cookies.