Skip to main content Skip to footer

De Staat van het Onderwijs 2022 mist onderbouwing van de 'harde boodschap'

De Inspectie pleit in de Staat van het Onderwijs 2022 voor focus op de basisvaardigheden taal, rekenen en burgerschap. De afnemende leesvaardigheid uit de Pisa onderzoeken moet omgebogen worden. Voor wiskunde/rekenen is de trendbreuk al in 2015 ingezet. En voor Burgerschap zijn nog helemaal geen duidelijke competenties beschreven.

Er mist een stevige onderbouwing voor de keuze van de Inspectie. Daardoor schuurt de focus op de basisvaardigheden met de maatschappelijke opgaven van het onderwijs die uitgebreid beschreven staan in het rapport.

 

Staat van het Onderwijs 2022: de focus op de basisvaardigheden schuurt met de breedte van de maatschappelijke opgaven van het onderwijs.


De Inspectie pleit in de Staat van het Onderwijs 2022 voor focus op de basisvaardigheden taal, rekenen en burgerschap. De afnemende leesvaardigheid uit de Pisa onderzoeken moet omgebogen worden. Voor wiskunde/rekenen is de trendbreuk al in 2015 ingezet. En voor Burgerschap zijn nog helemaal geen duidelijke competenties beschreven. Er mist een stevige onderbouwing voor de keuze van de Inspectie. Daardoor schuurt de focus op de basisvaardigheden met de maatschappelijke opgaven van het onderwijs die uitgebreid beschreven staan in het rapport.

De Staat van Onderwijs 2022 is het jaarverslag van de Inspectie over de hele breedte van het onderwijs. Inspecteur-generaal van het Onderwijs, Alida Oppers, heeft in de presentatie van het document de nadruk gelegd op het op orde brengen van de basisvaardigheden in het funderend onderwijs (primair- en voortgezet onderwijs). Er moet meer focus komen op taal, rekenen en burgerschap. ‘De trend van 15 jaar moet worden omgebogen’, aldus Alida Oppers. Meer focus op de basisvaardigheden betekent minder stapelen van allerlei taken. Het is een harde boodschap, maar er zijn ook kansen, vervolgt Oppers. Bij 25% van scholen zijn volgens Oppers de basisvaardigheden niet op orde. De vaardigheden van leraren schieten daar tekort. Binnen twee jaar moet de trend omgebogen zijn. Er zijn goede voorbeelden uit Ierland en Zweden om van te leren en ook in eigen land zijn er voorbeelden van scholen waar de focus op de basisvaardigheden succesvol is geïmplementeerd. Je zou denken dat de ferme boodschap van de Inspectie gepaard gaat met een heldere analyse van de situatie ten aanzien van taal, rekenen en burgerschap, een eerste uitwerking van wat er moet gebeuren en een schets van de taak van het primair onderwijs en van het voortgezet onderwijs. Helaas een stevige onderbouwing van de ‘harde boodschap’ mist in het rapport. De Inspectie heeft de boodschap goed geframed, want in de media is de boodschap kritiekloos overgenomen. Een beetje tegengeluid van de VO-Raad werd in veel media direct weggewoven.

Pisa uitkomsten

Waarop is de boodschap van de Inspectie gebaseerd? In het rapport wordt dat niet duidelijk. Alida Oppers gaf in haar presentatie van het rapport aan dat ze zich zorgen maakt over de afnemende leesvaardigheid en dat de trend van de afgelopen 15 jaar omgebogen moet worden. Om de achterliggende informatie te vinden moeten we het Pisa (Programme for International Student Assessment van de Oeso) rapport uit 2018 over leesvaardigheid lezen. In dat rapport staat deze grafiek:

Programme for International Student Assessment van de Oeso) rapport uit 2018 over leesvaardigheid lezen

 

Hier zien we de bedoelde periode van 15 jaar. Voor leesvaardigheid van 15-jarigen is de Pisa score gedaald van 513 in 2003 naar 485 in 2018. Voor het eerst scoorde Nederland onder het Oeso gemiddelde (489). Om het beeld van de leesvaardigheid wat te verdiepen is dit een interessante grafiek:

 

Bij de leerlingen van het vwo is er geen probleem. Bij de havo leerlingen zit al snel tweederde deel op een behoorlijk niveau. Bij vmbo gl/tl is dat eenderde deel. De problemen met de leesvaardigheid zitten bij vmbo kb en bb en bij pro (praktijkonderwijs). Dit werd ook al geconstateerd door de Inspectie in het rapport ‘Basisvaardigheden taal in het VO’ uit 2007. In dat rapport werd een belangrijke conclusie getrokken waar in die jaren daarna onvoldoende mee gedaan lijkt te zijn. In het rapport van 2007 werd geconcludeerd: ‘De geprogrammeerde onderwijstijd voor Nederlands wordt doorgaans niet in omvang afgestemd op groepen leerlingen met meer of minder taalachterstanden’. Die conclusie geldt 15 jaar later nog steeds. Sommige leerlingen hebben meer tijd nodig om de basisvaardigheden eigen te maken, omdat leerlingen met een achterstand aan de start komen!In de Staat van Onderwijs 2022 wordt leesvaardigheid niet nader geanalyseerd, in het Pisa rapport wel. Nagegaan is of de afgenomen leesvaardigheid in Nederland ook door andere bronnen wordt bevestigd. Dit levert echter een diffuus beeld op. Het internationaal vergelijkende onderzoek PIRLS-2016 (Progress in International Reading Literacy Study) laat zien dat de leesprestaties in groep 6 van het basisonderwijs in 2016 ten opzichte van 2006 en 2011 gelijk zijn gebleven. Resultaten met betrekking tot de referentieniveaus aan het einde van het basisonderwijs wijzen wel op een achteruitgang: ten opzichte van 2016 daalde het percentage leerlingen dat referentieniveau 2F haalt in leesvaardigheid in 2017 van 76% naar 65% (Inspectie van het Onderwijs, 2018). Wat betekent 2F? De leerling kan eenvoudige adolescenten literatuur herkennend lezen. De structuur is helder. De leerling kan situaties en verwikkelingen in de tekst beschrijven. Kan het denken, voelen en handelen van personages beschrijven. Kan de geschiedenis chronologisch navertellen en kan een persoonlijke reactie toelichten met voorbeelden uit de tekst. Het niveau van 2F moet bereikt zijn: eind vmbo, drempel van vo fase 1 naar fase 2 en van vmbo naar mbo.

Verder lezend in het Pisa rapport over leesvaardigheid kom je de grote samenhang tegen tussen leesplezier, leesgedrag en leesvaardigheid. Lezen in de vrije tijd is erg afgenomen. Deze ontlezing zien we in veel landen terug. Hoe meer leesactiviteiten, hoe hoger de leesvaardigheid. Leesplezier is cruciaal voor leesvaardigheid, maar leesplezier is geen onderdeel van het curriculum. De belangrijkste bouwsteen voor het bevorderen van leesvaardigheid wordt niet systematisch aangeleerd. Zou de Inspectie dit ook bedoelen met de basisvaardigheden op orde brengen? Leerlingen aan te zetten tot meer te gaan lezen is een enorme uitdaging. Onderstaande grafiek uit het Pisa rapport laat zien hoe weinig tijd er aan lezen besteed wordt en dus hoe groot de opgave is:

 

 

Tussen 2003 en 2018 is het aantal kinderen en jongeren met een migratieachtergrond gegroeid. Kinderen met een migratieachtergrond hangt negatief samen met leesvaardigheid, aldus het Pisa rapport. Minister van PO en VO, Dennis Wiersma, voelt zich zeer gesteund door de conclusie van de Inspectie. Voor hem zijn basisvaardigheden ook prioriteit. Wiersma heeft wel een iets bredere opvatting over de basisvaardigheden. Hij voegt digitale geletterdheid als vierde basisvaardigheid toe. Wiersma bereidt een masterplan voor om hierin stappen te zetten. Ik hoop dat voor het bevorderen van de leesvaardigheid dan het bevorderen van leesplezier een speerpunt zal zijn. Waarom gaat de minister eigenlijk een masterplan maken en waarom daagt hij de professionals op de scholen niet uit om dat te doen?

 

Systematisch aandacht voor het bevorderen van leesplezier is essentieel

Het belang van lezen is de kern van het boek De lezende mens van Ruud Hisgen en Adriaan van der Weel. In de NRC stond een mooi artikel over dit boek. ’Lezen is de kern van onze samenleving’. De cultuur is erop gebouwd (democratie, recht, onderwijs en wetenschap), ons kritisch denken is ervan afhankelijk en we worden er betere mensen van. Het is met lezen net als met geld: hoe meer je het ‘bezit’, hoe sneller het groeit. Lezen zelf vergroot immers weer je leesvaardigheid, woordenschat en denkvermogen en ook ‘cognitief geduld’: ‘het mentale proces dat de lezer in staat stelt voor langere tijd gedisciplineerd de aandacht te concentreren op iets wat niet beweegt, geen geluid maakt en het beloningscentrum in de hersenen alleen indirect prikkelt’. Dat geduld heeft natuurlijk weer grote invloed op je prestaties op andere gebieden. Een positieve ontwikkeling tegen ontlezing is de leesclub Boektok op TikTok. Jongeren steken elkaar aan om te lezen. Opvallend veel Engelstalige boeken en veel fantasy. Dit helpt enorm bij het bevorderen van leesplezier. Wat gaan scholen hier mee doen en zal deze ontwikkeling het Masterplan van minister Wiersma halen?

 

Voorbeelden Ierland en Zweden

In de presentatie van Alida Oppers en in het rapport zelf is uitgebreid aandacht besteed aan de prestaties van Ierland en Zweden. De sleutel om de basis op orde te krijgen ligt vooral in de vaardigheden van de onderwijsprofessionals. In het Ierse programma stond de professionalisering van leraren centraal. Maar ook ouders werden geholpen om hun kinderen te ondersteunen. Er kwam een centrum voor schoolleiders voor de ontwikkeling van leiderschap, er zijn heldere doelen geformuleerd voor geletterd- en gecijferdheid en er werd beter ingespeeld op de individuele ondersteuningsbehoefte. In Zweden kregen leraren en schoolleiders een intensieve training om expertise op te bouwen als tutor en het trainen van collega’s. Er werden evidence based programma’s vormgegeven en uitgevoerd door de overheid, de wetenschap en scholen. Het is dit type aanpak dat de Inspectie wil voor de versterking van de basisvaardigheden: zicht op de problematiek, breed beschikbare kennis over wat werkt, samenwerking, meetbare doelen en bijpassende monitoring. Nog even gekeken naar de scores van Ierland en Zweden in 2003 en 2018: Ierland scoorde in 2003 in de Pisa ranking 515 en in 2018: 518. Zweden scoorde in 2003: 514 en in 2018: 506.

 

Hoe zit het met wiskunde/rekenen?

Hier is toch echt iets vreemds aan de hand. Na de harde boodschap van de Inspectie verwacht je ook een slecht cijfer voor wiskunde/rekenen in het Pisa rapport. Maar dat is helemaal niet het geval. Integendeel. In het Pisa rapport uit 2018 vinden we deze grafiek:

 

 

De Nederlandse score is afgenomen van 538 in 2003 naar 519 in 2018, maar de trend naar beneden is vanaf 2015 gebroken: van 512 naar 519. Nederland zit hier ruim boven het Oeso gemiddelde van 492. De zorgen van de Inspectie kunnen toch voor wiskunde/rekenen niet zo groot zijn. Alleen leesvaardigheid was waarschijnlijk voor de boodschap te weinig!

 

Hoe zit het met burgerschap?

Voor burgerschap zijn al helemaal geen schokkende gegevens te vinden. In de Staat van het Onderwijs staat het volgende te lezen: ‘Burgerschapsonderwijs zou volgens ongeveer twee derde van de schoolleiders en leerkrachten op hun school verder ontwikkeld moeten worden. Op ongeveer de helft van de scholen formuleren leerkrachten geen concrete leerdoelen voor burgerschapsvorming, wordt de burgerschapsontwikkeling van leerlingen niet systematisch gevolgd en vindt er geen periodieke bijstelling van het burgerschapsonderwijs plaats op basis van ervaringen en resultaten’. De invulling van burgerschapsonderwijs is ongetwijfeld op veel scholen een onderwerp van discussie in het kader van een van de doelen van onderwijs: socialisatie. Steeds meer scholen hebben in hun missie en visie de drieslag van pedagoog Gert Biesta opgenomen als doelen van onderwijs: kwalificatie, socialisatie en subjectificatie (persoonsvorming). Kwalificatie heeft te maken met het overbrengen van kennis en het aanleren van vaardigheden. Socialisatie heeft te maken met burgerschap en het je verhouden tot de samenleving. Subjectificatie  heeft te maken met persoonlijke vorming. In het onderwijs moeten jongeren begeleid worden in de groei naar volwassenheid, of te wel in de termen van Biesta: ‘volwassen in de wereld zijn’. Bij onvolwassen ben jezelf het referentiepunt, het middelpunt. Bij volwassen het andere kunnen zien, buiten je eigen referentie treden, aangesproken kunnen worden. In de wereld zijn zonder jezelf in het centrum van de wereld te plaatsen. Daarmee wordt socialisatie dus van groot belang. Ten aanzien van persoonsvorming constateert de Inspectie dat er nog nauwelijks wettelijke eisen zijn en dat ook buiten de wettelijke kaders persoonsvorming niet helder gedefinieerd is. De Inspectie heeft zodoende niet de mogelijkheid om een systematisch overzicht te geven van wat er op dit vlak gebeurt op scholen. Het is te hopen dat scholen die serieus werk proberen te maken van socialisatie en persoonsvorming zich niet belemmerd voelen door de boodschap van de Inspectie over de basisvaardigheden.

 

Maatschappelijke opgaven voor het onderwijs

In het rapport worden bij alle onderwijstypen de volgende maatschappelijke opgaven geformuleerd:  1. Elke leerling en student verlaat het onderwijs geletterd en gecijferd. 2. Elke leerling en student kent zichzelf en heeft geleerd zelfstandig keuzes te maken.  3. Elke leerling en student draagt bij aan sociale samenhang in de samenleving.  4. Elke leerling en student slaagt in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt. 5. Elke leerling en student krijgt gelijke kansen en een passend aanbod. Deze opgaven gaan toch wel wat verder dan alleen taal, rekenen en burgerschap. Bij ‘zelfstandig keuzes maken’ past aandacht voor persoonsvorming. Bij de bijdrage aan sociale samenhang in de samenleving past socialisatie. In de laatste opgave zit verscholen dat er meer aandacht moet komen voor ontwikkelingsgericht onderwijs. Een passend aanbod betekent rekening houden met verschillen in startpositie en ontwikkelgang van de individuele leerling. In de tekst in de Staat over het mbo en het hoger onderwijs worden de maatschappelijke opgaven in een adem genoemd met de drieslag van Gert Biesta. In de tekst over het primair- en voortgezet onderwijs wordt de drieslag niet genoemd. Bewust? Andere schrijvers? Ik vind het opmerkelijk, omdat juist de drieslag in het funderend onderwijs van het grootste belang is. Het pleidooi van de Inspectie om de focus te leggen op de eerste van de vijf maatschappelijke opgaven is niet logisch. De focus moet juist liggen op de samenhang van de vijf maatschappelijke opgaven. 

 

VO-Raad: meer dan alleen taal, rekenen en burgerschap

De VO-Raad heeft in een eerste reactie op het rapport laten weten dat er meer is dan alleen taal, rekenen en burgerschap. De VO-raad is eveneens van mening dat basisvaardigheden een belangrijk fundament van het onderwijs vormen, maar wijst ook op de brede maatschappelijke opdracht van het vo, met aandacht voor kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming. Henk Hagoort, voorzitter VO-raad: ‘Taal en rekenen zijn in het funderend onderwijs van groot belang en het is duidelijk dat hier extra aandacht voor nodig is. Maar we moeten oppassen dat we daarin niet doorschieten. Door een eenzijdige en smalle nadruk op taal en rekenen dreigt die brede vormende opdracht van het voortgezet onderwijs in de verdrukking te komen.

 

Voor het voortgezet onderwijs is het ook maar zeer de vraag of daar de basisvaardigheden taal en rekenen nog aan de orde moeten komen? Wat zou de Inspectie bedoelen met focus op de basisvaardigheden in het voortgezet onderwijs? Dat leraren alle geschreven teksten van leerlingen moeten voorzien van een kritische feedback op taal? Dat zou een enorme extra werkdruk met zich meebrengen. Daar komt bij dat het maar zeer de vraag is of alle leraren in het VO zichzelf sterk genoeg vinden in taal om zo’n taak uit te voeren.In het rapport wordt geconstateerd dat al scholen (vooral in het primair onderwijs) bezig zijn met de focus op de basisvaardigheden. Sommige snoepen tijd van andere lesonderdelen, sommige scholen kiezen voor een langere schooltijd. Maar er wordt ook nog iets anders geconstateerd: ‘Meer aandacht voor basisvaardigheden helpt vertraging in te lopen, maar minder aandacht voor wereldoriëntatie, burgerschap of kennis van de wereld kan juist voor kinderen in een achterstandssituatie nadelig zijn voor begrijpend lezen, leren van sociale codes of kritisch leren denken. Voor scholen blijft de afweging voortdurend: waar hebben onze leerlingen met deze achtergronden en vertragingen het meeste baat bij?’ Misschien meer de focus leggen op de samenhang van de maatschappelijke opgaven?

 

Een paar conclusies

1. Een van de maatschappelijke opgaven is: elke leerling verlaat het onderwijs geletterd en gecijferd. Niet iedere leerling komt met dezelfde startpositie de school binnen. Sommige leerlingen zullen om geletterd en gecijferd de school te verlaten een langer traject moeten doorlopen. Als scholen dit echt serieus nemen, dan zal er meer focus moeten komen voor de individuele ontwikkelingen van kinderen en jongeren. 

2. Meer aandacht voor individuele ontwikkeltrajecten heeft consequenties voor toetsen. Toetsen zullen minder een instrument moeten worden om te selecteren, maar meer gebruikt moeten worden door de professionals om te bepalen wat de volgende stap moet zijn in het ontwikkeltraject van de individuele leerling. Toetsresultaten zullen dan gebruikt worden om leerlingen te vergelijken met eigen eerdere prestaties en niet alleen voor de onderlinge vergelijking en competitie. In het primair onderwijs kan dit consequenties hebben voor het LVS (Leerling Volg Systeem) en de eindtoets. 

3. Het afnemende niveau van leesvaardigheid speelt vooral op vmbo kb en bb en in het praktijkonderwijs. Dat is niet onlogisch, omdat daar meer kinderen instromen die onvoldoende tijd hebben gekregen op de basisschool om achterstanden weg te werken.

4. Scholen moeten meer werk maken van de samenhang van de vijf maatschappelijke opgaven en meer inhoud geven aan socialisatie en persoonsvorming. 

5. Voor het verbeteren van de leesvaardigheid, zal systematisch gewerkt moeten worden aan het opbouwen van leesplezier. 

 

 

 

Cookiemelding

We gebruiken functionele cookies om ervoor te zorgen dat onze websites goed werken en veilige analytische cookies om je de best mogelijke gebruikerservaring te bieden.

Als u op 'Akkoord' klikt, stemt u in met het plaatsen van alle cookies.