De Inspectie vergeet een paar logische conclusies te trekken uit het eigen rapport
Een overbodige eigen streekproef, opnieuw het frame van Basisvaardigheden, veel herhaling van eerdere onderzoeken, opeens een thematische opzet in het rapport en een aantal vergeten conclusies.
De Staat van het Onderwijs 2024 is volstrekt anders van karakter dan andere jaren. Veel interessante informatie over de verschillende onderwijssectoren mis ik zeer. Het rapport had makkelijk half zo dik kunnen zijn als de herhaling van onderzoeksresultaten zoals Pisa 2022 achterwege gelaten zouden zijn. Maar blijkbaar heeft de Inspectie die weer nodig om het beeld van dat het niet goed gaat met het onderwijs opnieuw te onderstrepen. Die basis was blijkbaar weer nodig om opnieuw te hameren op de basisvaardigheden. Helaas geen onderzoek naar oorzaken van de dalende trends, maar opnieuw gekozen voor bevestiging. Maar alleen Pisa herhalen kan natuurlijk niet, daarom heeft de Inspectie een snelle steekproef gedaan. Uitkomst: 80% van de scholen scoort prima. Mooie score. Maar dat is niet de bedoeling, dus keren we de boel om. 20% van de scholen presteren onvoldoende. De media moet op de dag van het uitkomen van het rapport onmiddellijk publiceren en interviews afnemen. Veel leestijd is er niet. Dus wordt het persbericht gevolgd: Uit een steekproef van 225 scholen blijkt dat ruim 20% van de scholen in 2023 het inspectieoordeel Onvoldoende kreeg. Om daar aan toe te voegen: Scholen en opleidingen die de onderwijskwaliteit en basisvaardigheden niet op orde hebben zouden meer voorbeeld moeten nemen aan scholen waar het wel goed gaat.
De krantenkoppen buitelden weer over elkaar heen over hoe slecht het gaat met het onderwijs. Na het hardnekkige en nog steeds ruim verspreide misverstand dat 30% van onze 15-jarigen zo ongeveer analfabeet is, gooit de Inspectie nog een keer wat olie op het vuur met de uitkomst van het eigen onderzoek. Een onderzoek onder 1,2% van alle basisscholen (BO), 4,6% van alle scholen voor voortgezet onderwijs (VO) en 4,8% van alle scholen voor speciaal basis en voortgezet onderwijs (VSO).
Er staan ook hele bemoedigende ontwikkelingen in de Staat
In de commentaren van Ria Westendorp (waarnemend inspecteur-generaal van het Onderwijs) hoor ik steeds een pleidooi voor goed onderwijs en dat alle kinderen geholpen moeten worden om het minimale referentieniveau te halen. Dat levert interessante aanknopingspunten op voor meer Ontwikkelingsgericht Inclusief Onderwijs. Op het eerste punt geeft het (beperkte) onderzoek van de Inspectie zelf een paar interessante resultaten. Op de vraag: Leren leerlingen genoeg op school? lezen we de volgende scores:
BO: 97% scoort voldoende of goed
VO: 98% scoort voldoende of goed
VSO: 77% scoort voldoende of goed
Nog een interessante vraag uit het onderzoek: Krijgen leerlingen goed les?
BO: 94% scoort voldoende of goed
VO: 85% scoort voldoende of goed
En de derde van de kernvragen: Voelen de leerlingen zich veilig?
BO: 98% scoort voldoende
VO: 93% scoort voldoende
Zouden deze scores leiden tot schreeuwende krantenkoppen? Ik denk het niet. Het is maar waar je in een persbericht de nadruk op legt!
Er staat nog een andere zeer bemoedigende praktijk in het rapport. In 2022 heeft de Inspectie op basis van risico-analyse 210 kwaliteitsonderzoeken uitgevoerd. In 2023 waren dat er 286. Van die 286 kwamen 117 uit op onvoldoende en 38 zeer zwak. Na een herstelopdracht waren de ‘onvoldoendes’ binnen een jaar omgezet in ‘voldoende’ en ‘zeer zwak’ minimaal naar ‘onvoldoende’ als eerste stap.
Extra onderzoek was volstrekt overbodig
Het onderwijs wordt doodgegooid met onderzoeken waar weer allerlei (vaak verschillende) aanbevelingen uit voort komen. Het onderwijs heeft er baat bij dat een beperkt aantal goede onderzoeken bepalend zijn voor de dialoog en het nadenken over oplossingen. Er wordt teveel hetzelfde onderzoek gedaan. Zonde van de tijd, de menskracht en het geld.
Dat er weer een steekproef door de Inspectie aan toegevoegd moet worden is volstrekt overbodig. Het wordt tijd voor meer analyse en verbetertrajecten. De agendering is nu wel voldoende. Dat de rekenvaardigheden en de leesvaardigheden van jongeren onder druk staan is duidelijk. We moeten nu meer weten over hoe dat komt, in plaats van weer een bevestiging krijgen van wat we al wisten! Ook op het gebied van Burgerschap is er veel nationaal en internationaal onderzoek beschikbaar. Geef scholen nu de tijd en de ruimte om de uitkomsten om te zetten naar goede leerprogramma’s, passend bij de eigen leerlingenpopulatie. Waarbij rekening wordt gehouden dat burgerschap niet alleen opbrengsten zijn van makkelijk toetsbare overzichten van instituten en systemen, maar dat burgerschap in ervaringen van leerlingen gevoeld moet worden. Als individu, maar vooral ook als groep. Scholen zouden er baat bij hebben als docenten als team nadenken over Burgerschap en samen lesprogramma’s samenstellen. Als team kunnen onderdelen van Burgerschap verdeeld worden in meerdere vakken, thema’s en projecten. Samenwerkende docenten is volgens Ria Westendorp de beste manier om veranderingen in scholen door te voeren en te borgen.
Ria Westendorp moet hele andere conclusies trekken uit haar eigen woorden
Het voorwoord van Ria Westendorp (waarnemend inspecteur-generaal van het Onderwijs) eindigt met de Griekse filosoof Euclides: ‘De meeste ideeën over onderwijs zijn niet nieuw, maar niet iedereen kent de oude ideeën’. In het hele rapport staan goede voorbeelden die volgens de Inspectie navolging verdienen. Waarom voortdurend iets nieuws uitproberen als er goede voorbeelden van collega scholen over te nemen zijn? De Inspectie, maar ook OCW zouden een geweldige makelfunctie kunnen vervullen. Haal goede voorbeelden op bij scholen en breng die goed gedocumenteerd naar andere scholen. Een B-team zou hier een goede functie kunnen vervullen.
Bij de waarnemend Inspecteur-generaal gaat het om drie kernvragen: 1. Leren de leerlingen genoeg; 2. Krijgen ze goed les en 3. Voelen ze zich veilig. Op deze drie hoofdvragen kwamen hoge scores in de eigen streekproef, zie hierboven. Bij het goed lesgeven benadrukt Westendorp graag evidence-informed lesprogramma’s. Maak gebruik van de uitkomsten van de wetenschap. Die leveren trouwens zeer vaak andere oplossingen dan het traditionele leerstofjaarklassensysteem met de bekende busopstelling en veel zenden van leraren. De Inspectie kan zeker scholen stimuleren om de wetenschap goed te volgen vanuit het principe ‘pas toe of leg uit’. Bij het goed lesgeven noemt Westendorp ook een ander zeer interessant aspect: iedere leerling moet het minimale referentieniveau halen. Dat betekent volgens Westendorp dat lesstof veel meer afgestemd moet worden op de individuele leerling. Zij noemt het niet in het rapport, maar dat betekent ontwikkelingsgericht onderwijs. De ontwikkeling van het individuele kind of jongere staat centraal. Het vergelijken tussen leerlingen wordt vervangen door vorderingen ten opzichte van eerdere eigen presentaties in beeld brengen. Dat kan tot gevolg hebben dat de ontwikkeling van kinderen en jongeren gaat verschillen. Wil je daar ruimte voor bieden dan komt het leerstofjaarklassensysteem in het gedrang. Wil je dat iedere leerling geholpen wordt om het minimale referentieniveau te halen dan komt vanzelf de Zelfdeterminatietheorie (autonomie, competentie en verbondenheid) in beeld.
De Inspectie beweert dat leerlingen die het minimale referentieniveau niet halen niet kunnen meekomen in de samenleving. Een stevige uitspraak van de Inspectie, waar helaas geen deugdelijk bewijs voor geleverd wordt. En dat is raar terwijl er zo gedweept wordt met evidence-informed leerprogramma’s. In het rapport worden de referentieniveau’s genoemd voor einde basisschool, einde vmbo en einde havo en vwo. Je kunt alleen cijfers laten zien van de gewenste referentieniveau’s en de werkelijke referentieniveau’s per schooltype, maar onderzoek naar hoe het leerlingen vergaat die de referentieniveau’s niet hebben gehaald zou in deze niet misstaan. Het doel is echter meer agenderen dan uitzoeken hoe dingen werkelijk in elkaar zitten.
Het Pisa rapport 2022 met veel dalende cijfers komt uitgebreid terug in het rapport. In het Pisa rapport kwam de verklaring voor de dalende trends niet verder dan corona. De leesvaardigheid van 15-jarige Nederlandse jongeren zit voor het eerst onder het Oeso gemiddelde. Ook bij rekenen/wiskunde een dalende trend, maar nog steeds de hoogste score binnen de Europese Unie na Estland. Het glas half leeg is blijkbaar aantrekkelijker dan het glas half vol! Waar veel behoefte aan is, is onderzoek naar oorzaken. Je hoort de Inspectie niet over de grote kritiek op ‘begrijpend lezen’, te weinig rijke teksten, de digitalisering van de samenleving, het inspireren tot lezen door leraren, het beperkte leesplezier van pabostudenten enz.
High Dosage Tutoring
Als scholen van de Inspectie en het ministerie van OCW horen dat de Basisvaardigheden (taal, rekenen, burgerschap en digitale Vaardigheden) belangrijk zijn, dan is het goed dat docententeams met elkaar nadenken over hoe die het beste extra aandacht kunnen krijgen gezien hun populatie van leerlingen. Daar dringt Westendorp op aan bij scholen: stem de lessen goed af op je eigen schoolpopulatie. Maar zorg ervoor dat iedere leerling het minimale referentieniveau haalt. Dat is mooi gezegd van de Inspectie, maar worden de consequenties daarvan gedragen? Uit de schoolpraktijk (vooral in de corona-tijd) blijkt bijvoorbeeld het succes van High Dosage Tutoring. Kinderen of jongeren die bijvoorbeeld achterlopen op het halen van het minimale referentieniveau voor taal en rekenen zijn zeer geholpen bij 1 op 1 ondersteuning of 1 docent op 2 leerlingen. Als de Inspectie en OCW hun eigen woorden serieus nemen, dan moeten scholen in staat gesteld worden om bijvoorbeeld High Dosage Tutoring als evidence-based methode in te zetten. OCW moet dat dan financieren. Maar zo consequent lijkt OCW nog niet te zijn! Practice what you preach!
Aldoor andere aanpak
Het mooie van de Staat van het Onderwijs was altijd dat het een volledig cijfermatig overzicht geeft van de verschillende schooltypen. Aantal leerlingen, aantal scholen, aantal besturen enz. Dat zien we in de Staat 2024 helaas niet terug. De handtekening van Ria Westendorp? De Inspectie kiest plotseling voor een thematische aanpak en verslaglegging van hun inspecties. In de Staat van Onderwijs 2022 kwam de Inspectie met een andere, veel interessantere vernieuwing. Een aanzet om het onderwijs breder te zien. In die Staat werd de stand van zaken gegeven rond de maatschappelijke opgaven van het onderwijs. Het ging daarbij om de volgende opgaven:
• Elke leerling en student verlaat het onderwijs geletterd en gecijferd.
• Elke leerling en student kent zichzelf en heeft geleerd zelfstandig keuzes te maken.
• Elke leerling en student draagt bij aan sociale samenhang in de samenleving.
• Elke leerling en student slaagt in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt.
• Elke leerling en student krijgt gelijke kansen en een passend aanbod.
Dit zou betekenen naast de basisvaardigheden veel aandacht voor socialisatie en subjectificatie en ontwikkelingsgericht onderwijs. Aandacht voor de individuele ontwikkeling van kinderen en jongeren. Deze brede kijk zou waarschijnlijk de focus op basisvaardigheden kunnen frustreren met als gevolg dat in de Staat van het Onderwijs 2023 deze aanpak alweer geschrapt is. Doodzonde! Een verbreding van de kijk op het onderwijs is broodnodig.
Nog een paar punten
In het rapport staat: De ene leerling is meer theoretisch onderlegd, de ander meer praktisch en weer een andere leerling stroomt direct door naar dagbesteding of arbeidsmarkt. De Inspectie denkt heel traditioneel in je doet of een praktische opleiding of een theoretische, terwijl het heel zinvol zou zijn dat alle leerlingen in het funderend onderwijs zowel praktische als theoretische vakken/thema’s/projecten zouden kunnen volgen. En nog beter: meer eigen leervragen van leerlingen uitwerken!
De Inspectie schrijft: ‘Het is in het belang van het kind dat het advies zo goed mogelijk voorspelt waar het toe in staat is in het vervolgonderwijs’. De Inspectie die graag de wetenschap erbij haalt, zou moeten weten dat de oude Cito-toets en nu de Doorstroomtoets geen voorspellende waarde heeft voor het succes op een vervolgopleiding. En het basisschooladvies wordt vaak gebaseerd op deze toetsen. Veel belangrijker is het dat het onderwijssysteem brede opleidingsmogelijkheden biedt, mee kan bewegen met de ontwikkeling van kinderen en jongeren en makkelijke switch-mogelijkheden kent. Om de te vroege selectie tegen te gaan spreekt de Inspectie zich uit voor brede brugklassen.
Naast de focus op basisvaardigheden kan de Inspectie niet om het welbevinden van leerlingen. De Inspectie schrijft: ‘Het gaat niet alleen om schoolse kennis en vaardigheden, maar ook om sociale en persoonlijke vaardigheden: vrienden maken, omgaan met verschillende mensen, ontdekken wie je bent en wat je wilt, je vrij voelen om jezelf te zijn en je mening te geven, kritisch durven zijn en ook veerkracht en zelfvertrouwen ontwikkelen’. In een opiniepeiling onder ruim 1.000 jongeren tussen 10 en 18 jaar oud geeft de helft aan dat er geen aandacht is voor mentale gezondheid op school of dat ze niet weten of school daar aandacht aan besteedt. Vrijwel alle jongeren zeggen daar wel behoefte aan te hebben.
De Inspectie doet een aanbeveling aan de overheid: ‘Blijf werken aan het imago van het beroep leraar’. Moet de overheid dat doen of moet de beroepsgroep daar zelf aan werken?
Zelfs in Finland is sprake van een lerarentekort. Estland kent geen lerarentekort. Daar is een carrièrestructuur in 4 stappen: beginnende leraar, leraar, senior leraar en meesterleraar, met professionele normen die aansluiten bij deze loopbaanstappen. Opklimmen is alleen mogelijk als leraren voldoen aan wettelijke vereisten.
Volgens voormalig leraren in het po, vo, en mbo die van baan wisselden, waren werkdruk, gebrek aan persoonlijke uitdaging en professionele ontwikkeling en of onvrede over de leiding/het management en/ of het schoolbestuur de voornaamste motieven te zijn om van baan te wisselen.
Tot slot een oproep aan de Inspectie
De Inspectie heeft openingen gemaakt naar Ontwikkelingsgericht Onderwijs. Ik hoop dat in de volgende Staat dat verder wordt uitgewerkt. De agendering van dalende trends over lees- en rekenvaardigheid is zo langzamerhand wel voldoende. Er is nu behoefte aan analyse van oorzaken. Onder de druk van de basisvaardigheden dreigen andere belangrijke zaken op school te worden geschrapt. Minister Mariëlle Paul van PO en VO noemde in de talkshow van Sophie en Jeroen dat bijvoorbeeld verduurzaming, EHBO of schoolzwemmen maar achterwege moeten blijven om ruim baan te maken voor de basisvaardigheden. Even later in het programma was er een item over sexting. Sophie Hilbrands vroeg aan de minister of daar op school aandacht aan moet worden besteed. Natuurlijk, was het antwoord. De eenzijdige blik op basisvaardigheden lijdt ontegenzeggelijk tot dit soort inconsistenties. Er is nog een ontwikkeling waarom de stelling van de minister onhoudbaar is. De tijdsbesteding van jongeren is aan het veranderen. Naast school, slapen, vervoer en eten gaat veel tijd van jongeren op aan gamen en social media. En dan moet er ook tijd gevonden worden voor een baantje en sport. Voor huiswerk, laat staan een boek lezen is bijna geen tijd meer over. De kans is groot dat er steeds meer aspecten van de ontwikkeling van jongeren in schoolverband moeten gaan plaatsvinden. Anders gebeurt het gewoon niet. Sporten, muziek maken en lezen kan prima in schoolverband. Op Agora’s is iedere dag een half uur ingeruimd voor lezen. Goed voorbeeld doet goed volgen!
Michiel Verbeek